Oostenrijk: Arbiters uitdagen: Een update van het Oostenrijkse Hooggerechtshof
Auteur: Per Neuburger
Op 23 juli 2020 heeft het Oostenrijkse Hooggerechtshof (Oberste Gerichtshof, OGH) heeft in 18 ONc 1/20x een beschikking gegeven,1 waarin het zich boog over een (herhaalde) wraking van een arbiter in een VIAC-procedure.
Feiten
De verweerder in de arbitrageprocedure had reeds bij een eerdere gelegenheid zonder succes bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de arbiter. Zich beroepend op artikel 20 van de Weense regels, had verweerder in zijn eerste formele betwisting in mei 2019 twijfel geuit over onpartijdigheid en onafhankelijkheid.
Het bestuur van de VIAC, dat bevoegd is om uitspraak te doen over een wraking als de arbiter niet aftreedt, heeft het verzoek in juni 2019 afgewezen. Begin 2020 werd de arbiter benoemd als lid van het bestuur van de VIAC. Verweerder, die zich opnieuw zorgen maakte over de onpartijdigheid en onafhankelijkheid, heeft de benoeming van de arbiter opnieuw aangevochten, maar dit verzoek is in maart 2020 opnieuw afgewezen door het bestuur van de VIAC.
Artikel 589, lid 3, van het Oostenrijks burgerlijk wetboek (Zivilprozessordnung, ZPO) stelt een strikte termijn van vier weken vast voor het instellen van een beroep bij het OGH tegen een partij wier wraking van een arbiter door het scheidsgerecht is afgewezen. De termijn van vier weken gaat in wanneer een partij - op welke wijze ook - kennis heeft gekregen van de afwijzing. Na het verstrijken van deze termijn kan de partij geen beroep meer instellen.
Verweerder heeft de OGH verzocht om hun wraking toe te staan en de arbiter partijdig ten opzichte van eiser te laten verklaren. Aangezien de oorspronkelijke wraking in juni 2019 was afgewezen, was de in artikel 589, lid 3, ZPO gestelde termijn van vier weken reeds lang verstreken toen het verzoek bij de rechtbank werd ingediend.
Het OGH standpunt
Het OGH herhaalde dat indien een wraking van een arbiter niet slaagt en niet binnen de vereiste termijn een verzoekschrift bij het Hof wordt ingediend, een nieuwe wraking moet worden uitgesloten en ongegrond moet worden verklaard.
Het Hof oordeelde echter voorts dat voor een nieuwe beoordeling van een reeds als ongegrond erkende weigeringsgrond nieuwe omstandigheden moeten worden aangevoerd, die binnen hetzelfde materiële kader vallen en, althans abstract, geschikt zijn om tot een andere (globale) beoordeling te komen. Deze nieuwe omstandigheden werden in het onderhavige geval aanwezig geacht.
Commentaar
Hoewel het OGH uiteindelijk het beroep tegen de benoemde arbiter verwierp, is deze zaak opmerkelijk wegens de erkenning dat ook na het verstrijken van de in artikel 589, lid 3, ZPO gestelde termijn een beroep op de rechter kan worden gedaan, op voorwaarde dat de bovengenoemde nieuwe omstandigheden zich voordoen.
Voetnoot
1. OGH 23.7.2020, 18 ONc 1/20x
De inhoud van dit artikel is bedoeld als een algemene leidraad voor het onderwerp. Er dient gespecialiseerd advies te worden ingewonnen over uw specifieke omstandigheden.