Bedrijfscriminaliteit 2021
Auteur: Michael Ibesich
1 Algemene strafrechtelijke handhaving
1.1 Welke autoriteiten kunnen bedrijfsdelicten vervolgen, en zijn er verschillende handhavingsautoriteiten op nationaal en regionaal niveau?
Delicten in verband met bedrijfsdelicten vallen hoofdzakelijk onder het strafrecht en worden vervolgd door het Oostenrijkse Openbaar Ministerie (Staatsanwaltschaft, StA) of het meer gespecialiseerde Openbaar Ministerie voor de handhaving van bedrijfsdelicten en corruptie (Zentrale Staatsanwaltschaft zur Verfolgung von Wirtschaftsstrafsachen und Korruption, WKStA).
Er zijn echter andere autoriteiten die bevoegd kunnen zijn voor de vervolging van strafbare feiten in verband met bedrijfsdelicten, zoals de financiële strafrechtelijke autoriteiten, voor bepaalde financiële strafbare feiten.
Het Oostenrijkse wetboek van strafrecht (Strafgesetzbuch, StGB) maakt een onderscheid tussen ambtshalve te vervolgen strafbare feiten (Offizialdelikte) en strafbare feiten waarvoor het slachtoffer toestemming tot vervolging moet geven (Ermächtigungsdelikte) of waarvoor het slachtoffer zelf een aanklacht moet indienen (Privatanklagedelikte). De meeste strafbare feiten worden echter ambtshalve vervolgd.
1.2 Indien er meer dan één handhavingsinstantie is, hoe wordt dan beslist welke instantie een zaak zal onderzoeken en vervolgen?
In elke zetel van een regionale rechtbank die bevoegd is voor strafzaken, is een parket gevestigd. Deze parketten zijn belast met de opsporing en vervolging in het rechtsgebied van die rechtbank en in de arrondissementsrechtbanken die onder de regionale rechtbank ressorteren, waar zij zich kunnen laten vertegenwoordigen door officieren van justitie van de arrondissementen. De meeste van deze officieren van justitie zijn geen opgeleide advocaten, maar speciaal opgeleide ambtenaren. De officieren van justitie behandelen alleen misdrijven met lage straffen.
Ongeveer 10 jaar geleden werd een parket opgericht dat specifiek bevoegd is voor corruptie en witteboordencriminaliteit: het parket voor de handhaving van bedrijfsmisdrijven en corruptie (WKStA). Het is onder meer bevoegd voor ernstige ambts- en corruptiedelicten, alsook voor witteboordencriminaliteit en financiële delicten met een schade van meer dan 5 miljoen euro.
Het openbaar ministerie is bevoegd om strafprocedures in te leiden, onderzoeken in te stellen, tenlasteleggingen te doen, of opsporingsonderzoeken te schorsen. De openbare aanklagers worden bij hun onderzoek bijgestaan door de recherche. Voor sommige onderzoeksmaatregelen is toestemming van de rechter nodig.
1.3 Bestaat er civielrechtelijke of bestuursrechtelijke handhaving tegen bedrijfsdelicten? Zo ja, welke instanties handhaven de wetten civielrechtelijk en welke misdrijven bestrijden zij?
Een slachtoffer kan zich als particulier in de strafprocedure voegen en/of een civiele rechtszaak aanspannen. Na het winnen van een civiele zaak kan het toegewezen bedrag worden geëxecuteerd van de gedaagde.
In strafzaken kunnen de vervolgende instanties beslagleggingen gelasten of rekeningen bevriezen. Slachtoffers van misdrijven hebben recht op inzage van dossiers en kunnen deze informatie gebruiken.
Het Oostenrijkse recht voorziet in de mogelijkheid om voorlopige bevelen te vragen tot veiligstelling van vorderingen.
Er zijn verschillende administratieve instanties die administratieve sancties kunnen opleggen, afhankelijk van de sector waarin de inbreuk plaatsvindt.
1.4 Zijn er het afgelopen jaar in uw rechtsgebied grote zakencriminaliteitszaken geweest?
De meest opmerkelijke zaak van zakencriminaliteit in Oostenrijk van de afgelopen jaren was het zogenaamde "BUWOG-schandaal". Na een proces van drie jaar werd in december 2020 een voormalige Oostenrijkse minister van Financiën - als een van meerdere verdachten - veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf (hoger beroep hangende). Onderwerp van het proces was onder meer de beschuldiging van corruptie in verband met betalingen van miljoenen euro's met betrekking tot de privatisering van federale woningen.
2 Organisatie van de rechtbanken
2.1 Hoe zijn de strafgerechten in uw rechtsgebied gestructureerd? Zijn er gespecialiseerde strafgerechten voor bepaalde misdrijven?
In eerste aanleg doet ofwel een arrondissementsrechtbank (Bezirksgericht) ofwel een regionale rechtbank (Landesgericht) uitspraak. De arrondissementsrechtbanken zijn bevoegd om uitspraak te doen over alle strafbare feiten waarop slechts een geldboete of een gevangenisstraf van ten hoogste één jaar staat. De regionale rechtbanken zijn bevoegd om uitspraak te doen over alle overtredingen en misdrijven waarvoor een gevangenisstraf van meer dan een jaar dreigt, alsmede - ongeacht de dreiging van straf - over bepaalde overtredingen die in de wet worden genoemd (bijv. gevaarlijke bedreiging).
Terwijl zaken voor de districtsrechtbanken altijd door één rechter worden berecht, varieert de samenstelling van de regionale rechtbanken. Strafbare feiten waarop levenslange gevangenisstraf staat of een dreigende minimumstraf van meer dan vijf jaar en daarnaast een maximumstraf van meer dan tien jaar, alsmede andere bijzondere strafbare feiten die in de wet worden genoemd (bijv. politieke misdrijven), worden berecht door een commissie bestaande uit drie beroepsrechters en acht juryleden (Geschworenengericht). Strafbare feiten waarop een minimumstraf van meer dan vijf jaar staat en die niet onder de bevoegdheid van het Geschworenengericht vallen, alsmede strafbare feiten die in de wet worden genoemd (bijvoorbeeld verduistering, ernstige fraude - indien een bepaald schadebedrag is overschreden of het de bedoeling was dit te overschrijden), worden berecht door een panel van een of twee rechters en twee lekenjuryleden (Schöffengericht). Over andere strafbare feiten wordt door één rechter beslist.
Er zijn geen gespecialiseerde strafgerechten voor bepaalde misdrijven.
In tweede aanleg zijn de Oberlandesgerichte en/of het Oberste Gerichtshof bevoegd, afhankelijk van welke rechtbank in eerste aanleg bevoegd was en van de aard van het beroep.
2.2 Bestaat er een recht op een jury in zakencriminaliteitsprocessen?
Het Oostenrijks recht kent geen fundamenteel recht van de beschuldigde op een juryrechtspraak. Zoals hierboven vermeld, kan, afhankelijk van de dreigende straf of het ten laste gelegde feit, een juryrechtspraak (Geschworenengericht of Schöffengericht) al dan niet verplicht zijn.
3 Bijzondere statuten en misdrijven
3.1. Gelieve de statuten te beschrijven die in uw rechtsgebied gewoonlijk worden gebruikt om bedrijfsmisdrijven te vervolgen, met inbegrip van de elementen van de misdrijven en de vereiste geestelijke toestand van de beschuldigde:
Effectenfraude
Volgens het Oostenrijkse strafrecht pleegt een persoon fraude wanneer hij door iemand te misleiden over feiten, die persoon ertoe brengt iets te doen, te dulden of na te laten waardoor die persoon of andermans eigendom wordt geschaad, met het oogmerk om zichzelf of een derde wederrechtelijk te verrijken door het gedrag van de misleide persoon.
In ieder geval moet in verband met effectenfraude de Oostenrijkse beurswet 2018 (Börsegesetz 2018, BörseG 2018) worden vermeld. Deze wet regelt het administratieve misdrijf van misbruik van voorwetenschap en marktmanipulatie, alsook marktmanipulatie die strafbaar is voor de rechter.
Boekhoudkundige fraude
Terwijl boekhoudfraude in Oostenrijk lange tijd over verschillende wetten verspreid was (bv. wet op de aandelenvennootschappen, wet op de vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid), zijn boekhoudfraudefeiten in 2016 in het wetboek van strafrecht opgenomen.
Besluitvormers en gemachtigden kunnen bijvoorbeeld worden vervolgd indien zij een onjuiste voorstelling geven van het vermogen, de financiële positie of de resultaten van een onderneming door onjuiste of onvolledige informatie te verstrekken - bijvoorbeeld in de jaarrekening of op de jaarlijkse algemene vergadering - indien dit aanzienlijke schade kan toebrengen (aan de onderneming, aandeelhouders, schuldeisers, enz.).
Handel met voorkennis
Het misbruiken van voorwetenschap is zowel een administratief strafbaar feit als een strafbaar feit. De relevante bepalingen zijn te vinden in de Oostenrijkse beurswet 2018 (BörseG 2018). Het is strafbaar om voorwetenschap voor zichzelf of een derde te misbruiken. Dit kan gebeuren door het kopen en verkopen van effecten, het wijzigen of annuleren van handelsorders, of het aanbevelen van effecten of het doorgeven van de informatie aan derden.
Verduistering
Het Oostenrijkse strafrecht maakt een onderscheid tussen twee soorten verduistering ("Untreue" en "Veruntreuung").
"Onterechtheid" wordt gepleegd wanneer iemand willens en wetens misbruik maakt van zijn bevoegdheid om over andermans eigendom te beschikken/een ander te verplichten daarover te beschikken en daardoor schade toebrengt aan andermans eigendom. Iemand maakt misbruik van zijn bevoegdheid als hij op onredelijke wijze de regels overtreedt die dienen om het vermogen van de uiteindelijk gerechtigde te beschermen.
Er is sprake van "Veruntreuung" wanneer iemand zich iets toe-eigent dat aan hem of aan een derde is toevertrouwd met het oogmerk zichzelf of de derde daardoor wederrechtelijk te verrijken.
Omkoping van overheidsfunctionarissen
Het strafbare feit van omkoping van overheidsambtenaren is uitvoerig geregeld. In beginsel zijn beide partijen strafbaar, d.w.z. de ambtenaar die een voordeel eist en degene die een ambtenaar een voordeel in het vooruitzicht stelt.
De ambtenaar is strafbaar indien hij een voordeel eist, aanneemt of zich laat beloven, wegens het verrichten of nalaten van een ambtshandeling, waarbij hij zijn plicht verzuimt, of wegens het verrichten of nalaten van een ambtshandeling voor zichzelf of voor een derde, waarbij hij zijn plicht verzuimt.
De ambtenaar wordt eveneens strafrechtelijk vervolgd indien hij voor zichzelf of voor een derde een voordeel eist of indien hij een niet-gerechtvaardigd voordeel aanvaardt of zich laat toezeggen, met de bedoeling zich in zijn hoedanigheid van ambtenaar te laten beïnvloeden.
Zoals reeds gezegd, is degene die een voordeel aanbiedt, belooft of toekent aan de overheidsambtenaar of een derde, eveneens strafbaar.
Strafrechtelijke concurrentievervalsing
Het Oostenrijkse wetboek van strafrecht verbiedt overeenkomsten die de mededinging beperken in procedures voor overheidsopdrachten. Eenieder die een verzoek indient om deel te nemen aan een aanbestedingsprocedure of een offerte indient of onderhandelingen voert op basis van een onwettige overeenkomst die erop gericht is de aanbestedende dienst ertoe te bewegen een bepaalde offerte te aanvaarden, kan worden vervolgd. In dergelijke gevallen lijkt ook bestraffing wegens fraude mogelijk te zijn.
Prijsafspraken tussen inschrijvers bij onderhandse aanbestedingen kunnen fraude vormen.
De Oostenrijkse federale wet tegen kartels en andere mededingingsbeperkingen (Kartellgesetz 2005, KartG 2005) verbiedt onder meer het misbruik van een dominante marktpositie. Dit misbruik kan met name bestaan in het eisen van aan- of verkoopprijzen of andere zakelijke voorwaarden die afwijken van de voorwaarden die zich zeer waarschijnlijk zouden voordoen indien er daadwerkelijke mededinging zou bestaan, waarbij met name rekening wordt gehouden met het gedrag van ondernemers op vergelijkbare markten met daadwerkelijke mededinging.
Kartels en andere overtredingen van de mededingingsregels
De voornoemde Oostenrijkse kartelwet verbiedt onder meer alle overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst (kartels).
De federale wet tegen oneerlijke concurrentie (Gesetz gegen den unlauteren Wettbewerb, UWG) verbiedt bijvoorbeeld agressieve of misleidende handelspraktijken om ondernemers en consumenten te beschermen. In geval van overtredingen zijn sancties mogelijk, naast vorderingen tot het doen staken van inbreuken en schadevergoeding.
Belastingmisdrijven
De Oostenrijkse wet op de financiële delicten (Finanzstrafgesetz - FinStrG) regelt een breed scala van financiële delicten. Sommige strafbare feiten vallen onder de bevoegdheid van de rechtbanken, andere onder die van de belastingautoriteiten.
Tot de strafbare feiten behoren belastingontduiking, smokkel, belastingfraude en grensoverschrijdende btw-fraude.
Fraude bij overheidsopdrachten
Verwezen wordt naar de voorgaande opmerkingen.
Er zijn afzonderlijke strafbare feiten in het leven geroepen met betrekking tot uitgavenfraude waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad en het verduisteren van tegoeden en activa waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad.
Milieudelicten
Het Oostenrijkse wetboek van strafrecht regelt uitgebreide strafbare feiten tegen het milieu. Deze omvatten bijvoorbeeld opzettelijke en nalatige milieuschade.
Campagne-financiering/verkiezingswetgeving
Voorschriften in dit verband zijn te vinden in de federale wet inzake de financiering van politieke partijen 2012 (Parteiengesetz 2012 - PartG).
Zo staat er bijvoorbeeld in dat elke politieke partij jaarlijks in een verantwoordingsverslag openbaar verslag moet uitbrengen over de aard van haar inkomsten en uitgaven. De Rekenkamer controleert de verslagen. Ook donaties en andere voordelen aan partijen worden gereguleerd. Er zijn limieten en rapportageverplichtingen.
Marktmanipulatie in verband met de verkoop van derivaten
De Oostenrijkse beurswet (Börsegesetz 2018, BörseG 2018) stelt marktmanipulatie strafbaar en verwijst naar relevante Europese wetgeving (Market Abuse Regulation (MAR), Markets in Financial Instruments Directive (MiFID)). Sommige van de overtredingen zijn administratieve overtredingen die door de Autoriteit Financiële Markten worden vervolgd, terwijl andere door de rechter kunnen worden bestraft.
Witwassen van geld of telegrafische fraude
Het strafbare feit van het witwassen van geld heeft de laatste jaren aan belang gewonnen, mede als gevolg van Europese wetgeving.
De strafbepaling dekt het witwassen van geld op basis van twee verschillende aanknopingspunten. Enerzijds zijn er de activa die afkomstig zijn van een specifiek basisdelict, en anderzijds - zonder dat een specifiek basisdelict relevant is - de activa die toebehoren aan een terroristische organisatie.
Op tal van gebieden zijn uitgebreide controle- en meldingsvoorschriften ingevoerd om het witwassen van geld te bestrijden. Dit geldt bijvoorbeeld voor krediet- en financiële instellingen, verzekeringsmaatschappijen, maar ook voor advocaten en notarissen, die alle transacties waarbij zij namens en voor rekening van hun cliënt financiële of onroerend-goedtransacties verrichten, zorgvuldig moeten controleren, enz.
Cyberbeveiliging en gegevensbeschermingswetgeving
Het Oostenrijkse wetboek van strafrecht kent verschillende strafbare feiten in verband met cybercriminaliteit.
Strafbare feiten zijn onder meer onrechtmatige toegang tot een computersysteem, schending van het telecommunicatiegeheim, ongeoorloofde onderschepping van gegevens, beschadiging van gegevens, verstoring van de werking van een computersysteem, misbruik van computerprogramma's of toegangsgegevens, enz. Naast deze specifieke strafbare feiten kunnen ook algemene strafbare feiten, zoals fraude, van toepassing zijn.
De Oostenrijkse wet inzake gegevensbescherming (Datenschutzgesetz, DSG) bevat een fundamenteel recht op gegevensbescherming. Naast de Oostenrijkse wet op de gegevensbescherming is ook de Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming (GDPR) rechtstreeks van toepassing in Oostenrijk.
Handelssancties en schendingen van de exportcontrole
De Oostenrijkse wet op de buitenlandse handel en betalingen van 2011 (Außenwirtschaftsgesetz 2011, AußWG 2011) heeft belangrijke vereisten van het Europees recht ten uitvoer gelegd en bevat bepalingen inzake uitvoercontroles, de controle op het verkeer van defensiegoederen binnen de Europese Unie, en de controle op de overname van Oostenrijkse ondernemingen door personen of ondernemingen uit derde landen (buiten de EU, de EER en Zwitserland).
In geval van overtredingen voorziet de wet in administratieve strafrechtelijke gevolgen, alsmede in strafbare feiten die door de rechter kunnen worden bestraft.
3.2 Bestaat er in uw rechtsgebied aansprakelijkheid voor onuitvoerbare misdrijven? Kan iemand aansprakelijk worden gesteld voor een poging tot het plegen van een misdrijf, ongeacht of de poging tot het plegen van het misdrijf al dan niet is voltooid?
Naar Oostenrijks recht is de poging om een strafbaar feit te plegen in het algemeen strafbaar.
4 Strafrechtelijke aansprakelijkheid van ondernemingen
4.1 Is de entiteit aansprakelijk voor strafbare feiten? Zo ja, onder welke omstandigheden wordt het gedrag van een werknemer toegerekend aan de entiteit?
De Oostenrijkse wet inzake strafrechtelijke aansprakelijkheid van ondernemingen (Verbandsverantwortlichkeitsgesetz, VbVG) regelt de aansprakelijkheid van een vereniging (bv. naamloze vennootschappen, vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, enz.) voor strafbare feiten die zijn gepleegd door haar besluitvormers en werknemers, wanneer er sprake is van schendingen van plichten die de vereniging raken. Doorslaggevend is dat het strafbare feit van een besluitvormer of een werknemer aan de vereniging kan worden toegerekend. Het strafbare feit moet zijn gepleegd ten voordele van de vereniging of er moet sprake zijn geweest van schending van verplichtingen die de vereniging raken.
Terwijl strafbare feiten die door besluitvormers zijn gepleegd, onmiddellijk aan de vereniging kunnen worden toegerekend, moet voor strafbare feiten die door werknemers zijn gepleegd, aan aanvullende criteria worden voldaan. Zogenaamde organisatorische verwijtbaarheid van de vereniging is vereist, d.w.z. dat het strafbare feit mogelijk moet zijn gemaakt of wezenlijk vergemakkelijkt moet zijn door de nalatigheid van een besluitvormer, bijvoorbeeld indien redelijke en noodzakelijke technische, organisatorische of personele maatregelen zijn getroffen om dergelijke strafbare feiten te voorkomen. Een strafbaar feit is aan de vereniging toe te rekenen indien een werknemer onrechtmatig heeft gehandeld; schuld van de werknemer is niet vereist.
4.2 Bestaat er persoonlijke aansprakelijkheid voor managers, functionarissen en directeuren als de entiteit aansprakelijk wordt voor een misdrijf? Onder welke omstandigheden?
Ongeacht de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de vereniging, zijn de besluitvormers en de werknemers die het misdrijf hebben gepleegd, tegelijkertijd ook strafrechtelijk aansprakelijk. Gelijktijdige bestraffing van rechtspersonen en natuurlijke personen is dus mogelijk.
4.3 Wanneer er sprake is van aansprakelijkheid van rechtspersonen en van persoonlijke aansprakelijkheid, hebben de autoriteiten dan een beleid of een voorkeur voor het vervolgen van een rechtspersoon, een individu of beide?
De autoriteiten voeren gelijktijdig procedures tegen de vereniging en de natuurlijke personen. De ervaring leert echter dat de autoriteiten zich vaak meer richten op de natuurlijke personen en geneigd zijn de procedures tegen de vereniging als bijkomstig te behandelen.
4.4 Kan in het kader van een fusie of overname de aansprakelijkheid van de opvolger gelden voor de opvolgende entiteit? Wanneer is de aansprakelijkheid van de opvolger van toepassing?
De Oostenrijkse wet inzake strafrechtelijke aansprakelijkheid van ondernemingen bevat een rechtsopvolgingsclausule. Daarin is bepaald dat in geval van rechtsopvolging de rechtsgevolgen waarin deze wet voorziet, van toepassing zijn op de rechtsopvolger. Indien er meer dan één rechtsopvolger is, kan een boete die aan de rechtsvoorganger is opgelegd, aan elke rechtsopvolger worden opgelegd.
5 Verjaringstermijnen
5.1 Hoe worden verjaringstermijnen berekend, en wanneer begint een verjaringstermijn te lopen?
Terwijl volgens het Oostenrijks burgerlijk recht de meeste vorderingen verjaren na drie jaar (vanaf het tijdstip waarop de schade en de persoon van de aansprakelijke partij bekend zijn geworden bij de benadeelde partij; indien de schade en de persoon van de schadeveroorzaker de benadeelde niet bekend zijn geworden, bedraagt de verjaringstermijn 30 jaar), bedraagt de verjaringstermijn 30 jaar indien de schade het gevolg is van een of meer strafbare feiten die wettelijk strafbaar zijn, alleen opzettelijk kunnen worden gepleegd en waarop een gevangenisstraf van meer dan een jaar staat (de verjaringstermijn begint te lopen vanaf het tijdstip van het schadebrengende feit).
5.2 Kunnen misdrijven die buiten de verjaringstermijn vallen, worden vervolgd als zij deel uitmaken van een patroon of praktijk, of van een voortdurende samenzwering?
De verjaringstermijn begint niet te lopen voor strafbare feiten die nog aan de gang zijn. In deze gevallen begint de verjaringstermijn pas te lopen wanneer het laatste strafbare feit is gepleegd.
5.3 Kan de verjaringstermijn worden verlengd? Zo ja, hoe?
De verjaringstermijn omvat bijvoorbeeld niet de periode gedurende welke geen vervolging kan worden ingesteld of voortgezet op grond van een wettelijke bepaling (bijv. in geval van diplomatieke onschendbaarheid). Ook de tijd tussen het eerste verhoor van de verdachte en de definitieve beëindiging van de procedure wordt niet meegerekend in de verjaringstermijn.
6 Opening van onderzoeken
6.1 Hebben handhavingsinstanties de bevoegdheid om hun gezag buiten het grondgebied van uw rechtsgebied uit te oefenen voor bepaalde bedrijfsdelicten? Zo ja, welke wetten kunnen extraterritoriaal worden gehandhaafd en wat zijn de bevoegdheidsgronden die een dergelijke handhaving mogelijk maken? Hoe vaak maken handhavingsinstanties gebruik van extraterritoriale bevoegdheid om bedrijfsdelicten te vervolgen?
De Oostenrijkse strafwet is van toepassing op bepaalde in de wet opgesomde feiten die in het buitenland zijn gepleegd, ongeacht de strafwet van de plaats waar het feit is gepleegd. Op andere dan de uitdrukkelijk in de wet genoemde feiten die in het buitenland zijn gepleegd, is onder bepaalde voorwaarden het Oostenrijkse strafrecht van toepassing, mits de feiten ook strafbaar zijn volgens het recht van de plaats waar zij zijn gepleegd.
Oostenrijkse rechtshandhavingsinstanties werken regelmatig samen met buitenlandse rechtshandhavingsinstanties in het kader van nationale en internationale regelgeving.
6.2 Hoe worden onderzoeken ingesteld? Bestaan er regels of richtsnoeren voor het instellen van een onderzoek door de overheid? Zo ja, gelieve deze te beschrijven.
De meeste strafbare feiten zijn ambtsmisdrijven. Voor deze misdrijven moet het openbaar ministerie optreden zodra het kennis krijgt van de zaak. In enkele gevallen moet het slachtoffer van het misdrijf het openbaar ministerie machtigen om vervolging in te stellen of, in sommige gevallen, zelf een strafklacht indienen.
6.3 Beschikken de strafrechtelijke autoriteiten in uw rechtsgebied over formele en/of informele mechanismen voor samenwerking met buitenlandse handhavingsautoriteiten? Werken zij samen met buitenlandse handhavingsinstanties?
De Oostenrijkse autoriteiten kunnen buitenlandse autoriteiten om rechtshulp verzoeken, en doen dat ook regelmatig.
7 Procedures voor het verzamelen van informatie van een onderneming
7.1 Welke bevoegdheden heeft de overheid in het algemeen om informatie te verzamelen bij het onderzoek naar bedrijfsdelicten?
De Oostenrijkse rechtshandhavingsinstanties beschikken over talrijke bevoegdheden om bewijsmateriaal te verzamelen. Getuigen kunnen worden ondervraagd, huizen doorzocht, documenten in beslag genomen, of gesprekken afgeluisterd. Voor bepaalde maatregelen heeft het openbaar ministerie echter toestemming van de rechter nodig.
Verzamelen van documenten:
7.2 Onder welke omstandigheden kan de regering eisen dat een bedrijf waarnaar een onderzoek loopt documenten aan de regering overlegt, en onder welke omstandigheden kan de regering een inval doen bij een bedrijf waarnaar een onderzoek loopt en documenten in beslag nemen?
Het doorzoeken van plaatsen en voorwerpen (alsook van personen) is geoorloofd indien op grond van bepaalde feiten kan worden aangenomen dat een persoon die van het plegen van een strafbaar feit wordt verdacht, zich daar schuilhoudt of dat er bewijsmateriaal aanwezig is dat mogelijk moet worden veiliggesteld of beoordeeld.
7.3 Bestaat er een bescherming tegen productie of inbeslagname die de onderneming voor bepaalde soorten documenten kan inroepen? Kent uw rechtsgebied bijvoorbeeld voorrechten ter bescherming van documenten die zijn opgesteld door bedrijfsjuristen of externe adviseurs, of van communicatie tussen het bedrijf en bedrijfsjuristen of externe adviseurs?
Het Oostenrijkse wetboek van strafvordering (Strafprozessordnung, StPO) bepaalt dat documenten en informatie die in het bezit van de verdachte zijn en door hem of zijn advocaat met het oog op zijn verdediging zijn opgesteld, niet in beslag mogen worden genomen.
7.4 Bestaat er in uw rechtsgebied arbeids- of privacywetgeving (zoals de Algemene Verordening Gegevensbescherming in de Europese Unie) die gevolgen kan hebben voor het verzamelen, verwerken of doorgeven van persoonsgegevens van werknemers, zelfs als deze zich in bedrijfsbestanden bevinden? Bestaan er in uw rechtsgebied blokkeringsverordeningen of andere nationale wetten die grensoverschrijdende openbaarmaking kunnen belemmeren?
Oostenrijk is onderworpen aan de voorschriften van de Algemene verordening gegevensbescherming.
7.5 Onder welke omstandigheden kan de overheid eisen dat een werknemer van een bedrijf documenten aan de overheid overlegt, of een inval doen in de woning of het kantoor van een werknemer en documenten in beslag nemen?
De voorwaarden waaronder de overheid documenten van een werknemer kan eisen, zijn dezelfde als wanneer documenten van de onderneming worden geëist.
7.6 Onder welke omstandigheden kan de overheid eisen dat een derde persoon of entiteit documenten aan de overheid overlegt, of een inval doen in de woning of het kantoor van een derde persoon of entiteit en documenten in beslag nemen?
Indien voldaan is aan de wettelijke vereisten, bijvoorbeeld voor een huiszoeking, is een dergelijke huiszoeking ook in dit geval toegestaan.
Ondervraging van individuen:
7.7 Onder welke omstandigheden kan de overheid eisen dat een werknemer, functionaris of directeur van een onderneming waartegen een onderzoek loopt, zich onderwerpt aan een verhoor? In welk forum kan het verhoor plaatsvinden?
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de vraag of de betrokkene moet worden ondervraagd als beschuldigde of als getuige.
Een beschuldigde is iemand die er op grond van bepaalde feiten concreet van wordt verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd, en om die verdenking op te helderen wordt bewijsmateriaal verzameld, of worden onderzoeksmaatregelen bevolen of uitgevoerd.
Een beschuldigde kan niet worden gedwongen zichzelf te beschuldigen. Hij is vrij om te getuigen of te weigeren te getuigen en heeft het recht op aanwezigheid van een verdediger in iedere fase van de procedure.
Getuigen zijn andere personen dan de verdachte, die direct of indirect feiten zouden kunnen hebben waargenomen die essentieel zijn voor de opheldering van het strafbare feit of die anderszins verband houden met het voorwerp van de procedure en die daarover in de procedure een verklaring moeten afleggen. Getuigen zijn verplicht een juiste en volledige verklaring af te leggen. In bepaalde gevallen hebben getuigen het recht te weigeren een verklaring af te leggen of mogen zij niet als getuige worden ondervraagd. Getuigen hebben het recht op aanwezigheid van een vertrouwenspersoon tijdens het verhoor.
7.8 Onder welke omstandigheden kan de overheid eisen dat een derde zich onderwerpt aan een verhoor? In welk forum kan het verhoor plaatsvinden?
Grotendeels onder dezelfde omstandigheden en voorwaarden als zojuist beschreven.
7.9 Welke bescherming kan een persoon inroepen wanneer hij door de overheid wordt ondervraagd? Heeft iemand het recht zich tijdens het verhoor door een advocaat te laten vertegenwoordigen? Is er een recht of een voorrecht tegen zelfbeschuldiging dat kan worden ingeroepen? Indien er een recht bestaat om zich op het voorrecht tegen zelfbeschuldiging te beroepen, kan de uitoefening van dat recht dan leiden tot een conclusie van schuld tijdens het proces?
Zie het antwoord op vraag 7.7 hierboven.
Het beginsel van vrije bewijswaardering is van toepassing op het Oostenrijkse strafproces. In beginsel is het toegestaan het stilzwijgen van de verdachte te beoordelen. Overeenkomstig Art. 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens hangt het zeer sterk van het individuele geval af of en hoe het stilzwijgen van de verdachte wordt beoordeeld. Voorwaarde zal waarschijnlijk zijn dat het bewijs tegen de verdachte aanleiding geeft tot een dermate ernstige verdenking dat op grond van het gezond verstand uit het stilzwijgen van de verdachte alleen kan worden geconcludeerd dat de verdachte geen antwoord heeft op het tegen hem ingebrachte bewijs (naar aanleiding van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens).
8 Inleiding van vervolging / Uitstel van vervolging / Civielrechtelijke afdoening
8.1 Hoe worden strafzaken ingeleid?
De recherche en het openbaar ministerie zijn verplicht ambtshalve een onderzoek in te stellen naar elke eerste verdenking van een strafbaar feit waarvan zij kennis krijgen en dat niet louter op verzoek van een daartoe gerechtigd persoon moet worden vervolgd. In de praktijk worden strafbare feiten vaak actief bij de politie of het openbaar ministerie aangegeven, waarna de autoriteiten met hun onderzoek beginnen.
8.2 Welke regels of richtsnoeren zijn van toepassing op het besluit van de overheid om een entiteit of individu van een misdrijf te beschuldigen?
In Oostenrijk regelt de Oostenrijkse wet inzake strafrechtelijke aansprakelijkheid voor ondernemingen de aansprakelijkheid van een vereniging voor strafbare feiten gepleegd door haar besluitvormers en werknemers.
Zie uitvoerig het antwoord op vraag 4.1 hierboven.
8.3. Kunnen een verdachte en de overheid afspreken een strafrechtelijk onderzoek af te handelen door middel van een vooronderzoek of een overeenkomst tot uitstel van vervolging? Zo ja, beschrijf de regels of richtsnoeren die bepalen of een strafrechtelijk onderzoek kan worden afgehandeld door middel van een vooronderzoek of een overeenkomst tot uitstel van vervolging.
Als aan de voorwaarden is voldaan, is "uitwijking" mogelijk.
Voorwaarde is dat de feiten van de zaak voldoende zijn opgehelderd, het feit niet strafbaar is gesteld met een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar, de schuld van de verdachte niet als ernstig wordt beschouwd, en het feit niet de dood van een mens tot gevolg heeft gehad, tenzij een familielid van de verdachte door nalatigheid om het leven is gekomen en bestraffing niet nodig blijkt in verband met de ernstige psychologische stress die de verdachte daardoor heeft ondergaan. Voorts mag de bestraffing van de verdachte niet noodzakelijk zijn om hem van het plegen van strafbare feiten af te schrikken of om het plegen van strafbare feiten door anderen tegen te gaan. In plaats van straf legt het openbaar ministerie (of later de rechter) een afleidingsmaatregel op, waarmee de verdachte moet instemmen. De beschikbare afleidingsmaatregelen zijn: de betaling van een geldsom; het verrichten van een taakstraf; het opleggen van een proeftijd, gecombineerd met een proeftijd en het vervullen van voorwaarden; en de afdoening van het delict.
Voor het strafbare feit van misbruik van openbaar gezag geldt een wettelijke beperking en voor zedendelicten waarop een gevangenisstraf van meer dan drie jaar staat, geldt een wettelijke uitsluiting.
8.4. Indien in uw rechtsgebied overeenkomsten tot uitstel van vervolging of tot niet-vervolging beschikbaar zijn om strafrechtelijke onderzoeken af te handelen, moeten bepaalde aspecten van deze overeenkomsten dan door de rechter worden goedgekeurd? Zo ja, gelieve te beschrijven met welke factoren de rechter rekening houdt bij de toetsing van overeenkomsten tot uitstel van vervolging of niet-vervolging.
De enige mogelijkheid is "uitstel" zoals beschreven in vraag 8.3 hierboven. In het vooronderzoek ligt de beslissingsbevoegdheid bij het parket, in het hoofdgeding bij de rechter.
8.5 Kunnen aan een beklaagde naast of in plaats van een strafrechtelijke afhandeling van een onderzoek civielrechtelijke sancties of rechtsmiddelen worden opgelegd? Zo ja, beschrijf de omstandigheden waaronder civielrechtelijke sancties of maatregelen van toepassing kunnen zijn.
Naast de strafrechtelijke procedure kan ook een civiele procedure worden ingeleid. Het slachtoffer van een misdrijf kan zich met zijn vorderingen tegen de verdachte voegen in de strafprocedure en/of deze ook civielrechtelijk instellen.
9 Bewijslast
9.1 Op welke partij rust de bewijslast voor elk element van de hierboven in punt 3 genoemde zakelijke delicten? Op welke partij rust de bewijslast met betrekking tot eventuele bevestigende verweren?
De aanklager heeft de bewijslast.
9.2. Aan welke maatstaf moet de partij die de bewijslast draagt, voldoen?
De bewijsnorm is over het algemeen een bewijs dat buiten iedere redelijke twijfel valt.
9.3 In een strafproces, wie is de arbiter van de feiten? Wie bepaalt of de partij aan haar bewijslast heeft voldaan?
De rechter beslist volgens zijn vrije overtuiging op basis van de voorgelegde bewijzen.
10 Samenzwering / Medeplichtigheid
10.1. Kan een persoon die met een ander samenspant of hem helpt bij het plegen van een zakelijk misdrijf, aansprakelijk worden gesteld? Zo ja, wat is de aard van de aansprakelijkheid en wat zijn de elementen van het delict?
Niet alleen de directe dader pleegt het strafbare feit, maar ook degene die een ander heeft aangewezen om het te plegen of anderszins tot de uitvoering ervan bijdraagt. Een aanwijzende dader is iemand die een ander ertoe brengt een strafbaar feit te plegen. Een bijdragende dader is iemand die anderszins - dat wil zeggen op een andere wijze dan door een ander aan te wijzen - bijdraagt aan de uitvoering van een strafbaar feit.
Indien meer dan één persoon bij de daad betrokken was, wordt ieder van hen gestraft naar gelang van zijn schuld.
11 Gemeenschappelijke verdedigingen
11.1. Kan als verweer tegen een tenlastelegging worden aangevoerd dat de verdachte niet het vereiste opzet had om het misdrijf te plegen? Zo ja, op wie rust de bewijslast met betrekking tot opzet?
Iemand handelt opzettelijk als hij het voornemen heeft een handeling te plegen die overeenkomt met een wettelijk misdrijf; daarvoor is het voldoende dat de dader er ernstig van overtuigd is dat deze verwezenlijking mogelijk is en deze ook aanvaardt (dolus eventualis). Deze vorm van opzet is in de meeste gevallen voldoende.
Voor sommige strafbare feiten moet de dader opzettelijk (dolus directus) of willens en wetens hebben gehandeld.
De dader handelt opzettelijk (dolus directus) wanneer hij zich bezighoudt met de verwezenlijking van de omstandigheid of het resultaat waarvoor de wet opzettelijk handelen vooronderstelt.
De dader handelt willens en wetens wanneer hij de omstandigheid of het resultaat waarvan de wet veronderstelt dat hij er kennis van heeft, niet alleen voor mogelijk houdt, maar ook het bestaan of het zich voordoen ervan als zeker beschouwt.
Voor sommige strafbare feiten is nalatigheid vereist om strafrechtelijk aansprakelijk te kunnen worden gesteld.
Iemand handelt nalatig wanneer hij de zorgvuldigheid veronachtzaamt waartoe hij in de gegeven omstandigheden gehouden is en die in zijn geestelijke en lichamelijke omstandigheden mogelijk en redelijk is, en hij derhalve niet inziet dat hij een toestand kan veroorzaken die overeenkomt met een wettelijk strafbaar feit. Een persoon is eveneens nalatig wanneer hij het mogelijk acht dat hij een dergelijke toestand teweegbrengt, maar niet de bedoeling heeft dit te doen.
Er is sprake van grove nalatigheid wanneer iemand op een ongewone en opvallende onzorgvuldige wijze handelt, zodat het ontstaan van een toestand die met de juridische feiten overeenkomt, als bijna waarschijnlijk te voorzien was.
Of aan het vereiste van opzet of nalatigheid is voldaan, beslist de rechter naar zijn vrije overtuiging op basis van het bewijsmateriaal.
11.2. Kan als verweer tegen een tenlastelegging worden aangevoerd dat de verdachte onwetend was van de wet, d.w.z. dat hij niet wist dat zijn gedrag onwettig was? Zo ja, wat zijn de elementen van dit verweer, en op wie rust de bewijslast met betrekking tot de kennis van de wet door de verdachte?
Indien de vermeende dader de onrechtmatigheid van de handeling ten gevolge van een rechtsdwaling niet erkent, handelt hij niet verwijtbaar indien de dwaling hem niet kan worden verweten.
Er is sprake van een onjuiste rechtsopvatting indien het onrecht voor de dader even gemakkelijk als voor eenieder kenbaar was of indien de dader zich niet op de hoogte heeft gesteld van de relevante voorschriften, hoewel hij daartoe op grond van zijn beroep, activiteit of andere omstandigheden verplicht zou zijn geweest.
Indien de vergissing verwijtbaar is en de overtreder opzettelijk heeft gehandeld, wordt de straf voor opzettelijk handelen opgelegd en indien hij nalatig heeft gehandeld, wordt de straf voor nalatig handelen opgelegd.
11.3. Kan als verweer tegen een tenlastelegging worden aangevoerd dat de verdachte onwetend was van de feiten, d.w.z. dat hij niet wist dat hij een gedraging had verricht waarvan hij wist dat deze onwettig was? Zo ja, wat zijn de elementen van dit verweer, en op wie rust de bewijslast met betrekking tot de kennis van de feiten door de verdachte?
Indien de dader niet beseft dat hij door zijn daden een strafbaar feit pleegt, kan hij handelen zonder opzet. Hij kan derhalve niet worden gestraft op grond van een opzettelijk strafbaar feit. Indien er echter een overeenkomstig delict van nalatigheid bestaat en de dader nalatig heeft gehandeld, blijft de mogelijke aansprakelijkheid voor nalatig handelen bestaan.
Ook hier ligt de bewijslast bij de rechter. De rechtbank moet alle argumenten onderzoeken, in dit geval vooral of de dader op de hoogte was van alle feiten van de zaak.
12 Vrijwillige openbaarmakingsverplichtingen
12.1. Als een persoon of instantie te weten komt dat er een misdrijf is gepleegd, moet hij of zij dat misdrijf dan aan de overheid melden? Kan de persoon of entiteit aansprakelijk worden gesteld voor het niet melden van het misdrijf aan de overheid? Kan de persoon of entiteit clementie of "krediet" krijgen voor vrijwillige melding?
Er bestaat geen algemene verplichting voor personen of bedrijven om een misdrijf aan te geven. Maar vrijwillige aangifte van een misdrijf, samenwerking met de autoriteiten, het vergoeden van schade, enz. zijn allemaal verzachtende factoren en kunnen de dreiging van straf verminderen.
De clementieregeling is nog zeer nieuw in het Oostenrijkse strafrecht. Het is ingevoerd voor een beperkte periode met het oog op evaluatie - volgens de huidige status loopt het af op 31 december 2021. Het is nog niet mogelijk in te schatten hoe de toekomst eruit zal zien.
13 Bepalingen inzake samenwerking/clementie
13.1. Indien een persoon of entiteit vrijwillig crimineel gedrag bekendmaakt aan de overheid of meewerkt aan een strafrechtelijk onderzoek van de overheid naar de persoon of entiteit, kan de persoon of entiteit dan om clementie of "krediet" van de overheid verzoeken? Zo ja, welke regels of richtsnoeren zijn van toepassing op de mogelijkheid voor de overheid om clementie of "krediet" te verlenen in ruil voor vrijwillige onthullingen of medewerking?
Zoals vermeld onder vraag 12.1, is de clementieregeling in Oostenrijk nog nieuw en wordt zij momenteel geëvalueerd.
In het algemeen is clementie een speciale vorm van "afleiding". De dader moet zich vrijwillig tot de openbare aanklager wenden en met hem samenwerken, en hij moet een berouwvolle bekentenis afleggen. Indien aan alle wettelijke voorwaarden voor het verlenen van clementie is voldaan, moet de vervolging worden voortgezet zoals in het geval van "afleiding". De kroongetuige stemt in met een maatregel (betaling van een geldelijke beloning, taakstraf, proeftijd, enz.) en de procedure tegen hem wordt stopgezet, onder voorbehoud van latere vervolging. Indien in de loop van de verdere procedure blijkt dat de kroongetuige plichtsverzuim heeft gepleegd, kan de procedure tegen hem worden heropend. Indien de vervolging van de verdachte met rechtsgevolgen is beëindigd, maakt het openbaar ministerie definitief een einde aan het tegen de kroongetuige gevoerde onderzoek. Het is vereist dat de kroongetuige zijn verplichtingen is nagekomen (betaling van een geldelijke beloning; uitvoering van een taakstraf, proeftijd, enz.)
13.2 Beschrijf de mate van medewerking, met inbegrip van de stappen die een entiteit zou ondernemen, die doorgaans wordt verlangd van entiteiten die in uw rechtsgebied een beroep willen doen op de clementieregeling, en beschrijf de gunstige behandeling die doorgaans wordt genoten.
Zie het antwoord op vraag 13.1 hierboven.
14 Pleidooi onderhandelingen
14.1. Kan een verdachte vrijwillig afzien van het betwisten van de tenlastelegging in ruil voor een veroordeling op grond van een verminderde tenlastelegging, of in ruil voor een overeengekomen straf?
Pleidooi onderhandelingen zijn verboden in Oostenrijk.
14.2. Beschrijf de regels of richtsnoeren die gelden voor de mogelijkheid van de regering om met een beklaagde te onderhandelen over een pleidooi. Moeten bepaalde aspecten van de strafvermindering door de rechtbank worden goedgekeurd?
Pleidooi onderhandelingen zijn verboden in Oostenrijk.
15 Elementen van een Corporate Zin
15.1 Zijn er, nadat de rechtbank heeft vastgesteld dat een verdachte schuldig is aan een misdrijf, regels of richtsnoeren voor het opleggen van een straf aan de verdachte door de rechtbank? Gelieve het vonnisproces te beschrijven.
Zodra de rechter overtuigd is van de schuld van de verdachte, moet hij de straf bepalen die hij passend acht. Het Oostenrijkse strafrecht voorziet in minimum- en maximumstraffen (zowel voor boetes als voor gevangenisstraffen). De rechter is bij het bepalen van de straf niet gebonden aan precieze richtlijnen, maar moet rekening houden met verzachtende en verzwarende omstandigheden. Verzachtende omstandigheden zijn bijvoorbeeld een berouwvolle bekentenis, schadevergoeding, of als het misdrijf slechts een poging was, enz. Verzwarende omstandigheden zijn bijvoorbeeld het feit dat de verdachte al een strafblad heeft of de omvang van de aangerichte schade. De rechtbank kan ook bepaalde straffen opschorten.
15.2 Moet de rechter, voordat hij een corporatie een straf oplegt, bepalen of de straf aan bepaalde elementen voldoet? Zo ja, gelieve deze elementen te omschrijven.
Indien een vereniging verantwoordelijk is voor een overtreding, wordt haar een verenigingsboete opgelegd.
De boete wordt vastgesteld in eenheden van EUR 50 tot EUR 10.000, afhankelijk van de verdiensten van de vereniging, rekening houdend met haar overige economische prestaties. De rechter weegt verzwarende en verzachtende omstandigheden af.
De boete is met name hoger naarmate de schade of het gevaar waarvoor de vereniging verantwoordelijk is, groter is; naarmate de vereniging meer voordeel uit de overtreding heeft gehaald; en naarmate het onwettige gedrag meer door de werknemers is getolereerd of aangemoedigd.
De boete wordt met name verlaagd indien de vereniging reeds vóór de betrokken handeling voorzorgsmaatregelen heeft genomen om dergelijke handelingen te voorkomen of er bij haar werknemers op heeft aangedrongen zich gezagsgetrouw te gedragen; indien de vereniging slechts aansprakelijk is voor strafbare feiten die door werknemers zijn gepleegd; indien zij na de handeling in aanzienlijke mate tot de waarheidsvinding heeft bijgedragen; indien zij de gevolgen van de handeling ongedaan heeft gemaakt; indien zij substantiële maatregelen heeft genomen om soortgelijke handelingen in de toekomst te voorkomen; en indien de handeling voor de vereniging of haar eigenaars reeds ernstige juridische nadelen heeft meegebracht.
Opschorting van de straf is in bepaalde gevallen mogelijk.
16 Beroep
16.1. Kan tegen een schuldig of een niet-schuldig vonnis beroep worden ingesteld door de verdachte of de regering?
Zowel de verdachte als het openbaar ministerie kunnen in beroep gaan tegen een veroordelend vonnis. Alleen de openbare aanklager kan tegen een vrijspraak in beroep gaan.
Indien beide partijen hoger beroep instellen, kan het vonnis in beide richtingen worden gewijzigd, d.w.z. zowel in het voordeel van de verweerder als in het nadeel van de verweerder.
Indien alleen de verdachte in beroep gaat en het openbaar ministerie niet, mag het hof van beroep de straf in beroep niet verzwaren.
16.2. Is een strafrechtelijke veroordeling na een veroordelend vonnis vatbaar voor beroep? Zo ja, welke partij kan hoger beroep instellen?
Zie het antwoord op vraag 16.1 hierboven.
16.3 Wat is de maatstaf voor toetsing door het hof van beroep?
Een beroep tegen een strafrechtelijke veroordeling kan op verschillende gronden betrekking hebben op het vonnis zelf of op de daaraan voorafgaande procedure wegens fouten die de nietigheid tot gevolg moeten hebben. De schuldvraag kan worden betwist. Ook kunnen de veroordeling en beslissingen over privaatrechtelijke vorderingen worden aangevochten. In het geval van vonnissen waaraan juryleden hebben deelgenomen, kan de schuldvraag niet worden betwist.
16.4. Indien het hof van beroep het beroep toewijst, over welke bevoegdheden beschikt het dan om een eventueel door de rechter in eerste aanleg begane onrechtvaardigheid ongedaan te maken?
De details hangen af van de vraag welke rechtbanken in eerste en tweede aanleg bevoegd zijn. Afhankelijk van de bevoegdheid van het gerecht is het volgende mogelijk
Het hof van beroep kan de bestreden beslissing bevestigen of de bestreden beslissing vernietigen en de strafzaak terugverwijzen naar de eerste aanleg. Er zal dan een nieuwe zitting plaatsvinden en een nieuwe beslissing worden gegeven. Het hof van beroep kan ook het bestreden vonnis wijzigen en eventueel van een schuldigverklaring in eerste aanleg tot een vrijspraak komen (of omgekeerd).