Oostenrijk: Grensoverschrijdende arbitrage is gebruikelijk en civiel
Auteurs: Neva Cirkveni en Per Neuburger
Arbitrage versus procesvoering in civiele en common law jurisdicties
De juridische achtergrond van het scheidsgerecht, de partijen en hun raadslieden kan van invloed zijn op de omvang van de openbaarmaking en de discovery, een belangrijk punt van verschil tussen gewoonterecht en burgerlijk recht. Raadslieden en arbiters met een Amerikaanse achtergrond kunnen gewend zijn aan verregaande discovery, met verstrekkende verzoeken om overlegging van documenten en andere relevante informatie. Dit is geen veralgemening van het gewoonterecht, aangezien de openbaarmaking in Engeland en Wales veel beperkter is. In civielrechtelijke jurisdicties wordt de bewijsverkrijging grotendeels gecontroleerd door de rechter. In de internationale arbitragepraktijk wordt geen van deze benaderingen strikt weerspiegeld; discovery is over het algemeen beperkt en hangt af van de procedurele beslissingen die worden genomen. Partijen dienen zich bewust te zijn van de juridische achtergrond van de arbiters, aangezien dit van invloed kan zijn op de wijze waarop verzoeken om brede categorieën documenten of getuigenverklaringen voorafgaand aan de hoorzitting worden behandeld.
De omvang van de discovery/disclosure is een belangrijke factor voor partijen om te beslissen of zij zullen arbitreren dan wel procederen. Dit is specifiek voor een bepaald geval; in de VS bijvoorbeeld zal moeten worden nagegaan of grootschalige discovery voordelig of nadelig is voor een zaak. Voor veel buitenlandse partijen die zaken doen in de VS kan het inderdaad voordelig zijn om aan te dringen op arbitrageclausules ten einde een volledige discovery te vermijden. Omgekeerd kan internationale arbitrage voordelig zijn voor partijen in civielrechtelijke jurisdicties die voordeel zouden kunnen halen uit een procedure met bewijsmiddelen en openbaarmaking die niet beschikbaar zou zijn in binnenlandse rechtbanken.
Evenzo kunnen civielrechtelijke partijen baat hebben bij een kruisverhoor van getuigen. Hoewel dit geen kenmerk is van de civielrechtelijke traditie, is het opgenomen in de IBA-regels en is het in het algemeen goed ingeburgerd in internationale arbitrage. Voor advocaten met een common law-opleiding levert dit echter problemen op, aangezien mondelinge getuigenissen in internationale arbitrage zelden zijn toegestaan. Bovendien moeten deze advocaten wellicht kruisverhoren afnemen op basis van minder bewijsstukken dan zij gewend zijn, gezien de beperktere omvang van de hierboven besproken openbaarmaking.
Toepasselijk recht Gewoonterecht versus burgerlijk recht
Bij de keuze van een materieel recht moeten verschillende overwegingen worden gemaakt. Het recht dat op een geschil van toepassing is, kan bijvoorbeeld bepalen of een overeenkomst bindend, geldig of afdwingbaar is, hoe overeenkomsten worden uitgelegd, hoe gaten worden gedicht, en vele andere kwesties. Ter illustratie: wat de uitlegging van contracten betreft, zullen de rechtsstelsels van de Verenigde Staten en Engeland waarschijnlijk de letterlijke taal van de overeenkomst van de partijen tot gelding brengen, terwijl de rechtsstelsels van het burgerlijk recht over het algemeen meer rekening houden met de algemene beginselen van goede trouw en redelijkheid.
Bovendien moeten partijen oppassen voor het onderscheid tussen procesrecht en materieel recht, dat niet altijd scherp omlijnd is en belangrijke gevolgen kan hebben. Zo worden verjaringstermijnen in common law jurisdicties doorgaans als procesrecht beschouwd, terwijl zij in civil law jurisdicties materieel recht zijn. Hoewel common law jurisdicties steeds meer in de richting van civil law evolueren, kan dit niettemin tot inconsistenties leiden. Ook het recht inzake schadevergoeding en rechtsmiddelen wordt in het common law beschouwd als procedureel, en in het civil law als materieel recht. Ook hier convergeert de common law-benadering naar het burgerlijk recht.
De rechtskeuze bepaalt uiteraard hoe zaken zullen worden betoogd en hoe rechterlijke beslissingen tot stand zullen komen. Partijen die voor gewoonterecht kiezen, zullen verwachten dat zij zich op analoge jurisprudentie kunnen baseren om tot een resultaat te komen. De partijen die daarentegen voor het burgerlijk recht kiezen, verwachten dat de arbiter zijn beslissing baseert op een gecodificeerd juridisch kader.
Bepalingen inzake rechtskeuze in landen van burgerlijk recht en landen van gewoonterecht
In het algemeen staan zowel civielrechtelijke als gewoonterechtelijke jurisdicties partijen toe een ander procesrecht overeen te komen dan het recht dat van toepassing is in de plaats waar de arbitrage plaatsvindt. Civielrechtelijke jurisdicties bevatten vaak specifieke bepalingen terzake. Artikel 182 van de Zwitserse wet betreffende het internationaal privaatrecht bepaalt dat "de partijen, rechtstreeks of door verwijzing naar arbitrageregels, de arbitrageprocedure kunnen bepalen; zij kunnen deze ook onderwerpen aan een procesrecht van hun keuze". Artikel 1509 van het Franse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt: "In een arbitrageovereenkomst kan de procedure die in het arbitraal geding moet worden gevolgd, rechtstreeks of door verwijzing naar arbitrageregels of naar procesregels worden vastgesteld." Ook in de rechtspraak van verschillende civielrechtelijke jurisdicties is meermaals de partijautonomie erkend om buitenlands arbitragerecht te kiezen.1 Ook Japanse en Turkse rechtbanken hebben dit beginsel erkend.
In de VS wordt de Federal Arbitration Act (FAA) ook algemeen geacht de partijen toe te staan afspraken te maken over het procesrecht dat van toepassing is op de arbitrage. De rechter van de Fifth Circuit in Karaha Bodas Co., LLC tegen Perusahaan Pertambangan Minyak Dan Gas Bumi Negara, 364 F.3d 274, 291-92 (5th Cir. 2004) geoordeeld dat partijen het Zwitserse procesrecht hebben gekozen. In Remy Amérique, Inc. tegen Touzet Distrib. SARL816 F.Supp. 213, 216-17 (S.D.N.Y. 1993), werd geoordeeld dat "het partijen vrij staat in hun overeenkomst een rechtskeuzebepaling op te nemen die gevolgen heeft voor de procedureregels". Ook in het VK en andere common law jurisdicties zoals India en Hong Kong wordt dit aanvaard.2
Uiteraard wordt in alle jurisdicties de autonomie van de partijen om een buitenlandse procedure te kiezen beperkt door dwingende interne en externe procedurele vereisten van het rechtsgebied van de zetel. De interne procedurele bescherming omvat bijvoorbeeld de gelijke behandeling van de partijen en voldoende mogelijkheden om te worden gehoord.3 Externe bescherming houdt met name in dat nationale rechtbanken verplicht zijn toezichthoudende bevoegdheid te behouden over arbitrages die op plaatselijk grondgebied worden gevoerd.4
Het blijft niettemin ongebruikelijk dat partijen een ander procesrecht kiezen dan dat van de zetel. Wanneer de partijen geen keuze hebben gemaakt, is het toepasselijke recht bijna altijd het recht van de plaats van de zetel, en de rechtbanken in beide jurisdicties geven de rechters aanzienlijke achting wanneer arbiters een rechtskeuzebeslissing moeten nemen.5
Wat het toepasselijke materiële recht betreft, verlenen nagenoeg alle hedendaagse nationale arbitrageregelingen de arbiters uitdrukkelijk de bevoegdheid om, bij gebreke van een rechtskeuzebeding, het materiële recht te kiezen dat het geschil van de partijen beheerst.6 Voorbeelden van dergelijke bepalingen zijn art. 187 van de Zwitserse wet betreffende het internationaal privaatrecht; art. 1511 van het Franse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; en §603(2) van het Oostenrijkse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hoewel de FAA een dergelijke uitdrukkelijke bepaling niet bevat, hebben rechtbanken erkend dat arbitragetribunalen de bevoegdheid hebben om het recht te kiezen dat van toepassing is op de kern van het geschil tussen de partijen.7
Tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken in landen met burgerlijk recht tegenover landen met gewoonterecht
Het Verdrag van New York is het centrale instrument bij de bespreking van de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken. Gezien het grote aantal staten dat partij is bij het Verdrag (166), is er sprake van een aanzienlijke harmonisatie van de arbitrageregels in common law- en civil law-landen. In het algemeen zijn rechtbanken in "common law" en "civil law" jurisdicties voorstander van tenuitvoerlegging, hetgeen betekent dat de gronden voor weigering van tenuitvoerlegging eng worden toegepast. In alle rechtstradities wordt ook erkend dat de partij die zich verzet tegen de erkenning en tenuitvoerlegging van een arbitrale uitspraak, de bewijslast moet dragen om aan te tonen dat een van de uitzonderingen van het verdrag van toepassing is.
De procedureregels zijn echter niet eenvormig. Een fundamenteel verschil is dat in landen van gewoonterecht voor de tenuitvoerlegging van een vonnis een vonnis over het vonnis moet worden uitgesproken. Bijgevolg is het vonnis, en niet de arbitrale uitspraak, uitvoerbaar. In civil law jurisdicties daarentegen wordt een arbitraal vonnis ten uitvoer gelegd door een verklaring van uitvoerbaarheid, wat betekent dat het vonnis zelf ten uitvoer wordt gelegd. De nationale procedures lopen in dit opzicht uiteen.8
Verschillende rechtsleer in verschillende rechtsgebieden en rechtsfamilies betekenen dat de overwegingen die aan de uitzonderingen van het Verdrag worden gegeven, zullen verschillen. Wat het gebrek aan rechtsbevoegdheid in de zin van artikel V, lid 1, onder a), betreft, wordt de rechtsbevoegdheid van rechtspersonen in de meeste civielrechtelijke rechtsstelsels bijvoorbeeld beheerst door het recht van de plaats waar de rechtspersoon is gevestigd, terwijl rechtbanken van gewoonterecht gewoonlijk kijken naar de plaats van oprichting. Deze verschillen mogen niet te zeer worden veralgemeend: wat betreft het ontzeggen van de mogelijkheid aan een partij om haar zaak uiteen te zetten (artikel V, lid 1, onder b)), geven nationale rechtbanken in zowel burgerlijke als common law jurisdicties arbiters veel speelruimte, ondanks zeer verschillende benaderingen van openbaarmaking en getuigenverklaringen (bv. kruisverhoor) door burgerlijke en common law rechtbanken.9
Financiering door derden in landen met burgerlijk recht tegenover landen met gewoonterecht
In het algemeen is derdenfinanciering beschikbaar voor partijen in arbitrageprocedures in de meeste grote commerciële rechtsgebieden, ongeacht of het gaat om civil law dan wel common law. De regulering van derdenfinanciering kan worden onderverdeeld in drie categorieën: wetgeving, ad hoc regelgeving via jurisprudentie, en zelfregulering. Deze zijn echter niet strikt in overeenstemming met de juridische tradities.
Wetgevende benaderingen zijn te zien in Hongkong en Singapore. Zo heeft Hongkong in 2019 wetswijzigingen ingevoerd die voorzien in de rechtmatigheid van financiering door derden van in Hongkong gevestigde arbitrage. Beide jurisdicties stellen eisen ten aanzien van onder meer openbaarmaking en subsidiabiliteit van derden-financiers.
De ad hoc/rechterlijke benadering is gekozen in de common law jurisdicties van de VS, Engeland en Wales, en Australië. Het gemeenrechtelijk verbod op alimentatie en champerty vormt een belemmering voor financiering door derden, maar de rechtbanken hebben voor een toelaatbare benadering gekozen. In Engeland en Wales bijvoorbeeld wordt financiering door derden niet beschouwd als alimentatie of champerty tenzij er sprake is van een element van ongepastheid.10 Australië is toegeeflijker en heeft een van de meest ontwikkelde markten voor financiering door derden. In de VS is derdenfinanciering nieuwer en hangt de aanpak af van de staat. Een opmerkelijke uitschieter is Ierland, waar in een uitspraak van het Hooggerechtshof uit 2017 werd bepaald dat financiering door derden niet is toegestaan, omdat champerty een strafbaar feit blijft.
Ook Oostenrijk heeft tot dusver een ad hoc benadering gevolgd, waarbij financiering door derden door de rechtbanken is bekrachtigd, maar een wettelijk of regelgevend kader ontbreekt. Financiering door derden wordt echter beperkt door de regels en voorschriften betreffende het professioneel gedrag van advocaten.
Zelfregulering is te zien in Frankrijk, waar derdenfinanciering niet uitdrukkelijk is toegestaan door enige wetgeving en de jurisprudentie beperkt is. Een resolutie uit 2017 van de balie van Parijs onderschrijft derdenfinanciering, met name in het kader van internationale arbitrage, en geeft richtsnoeren voor raadslieden.
Regels van Praag
De publicatie van de Regels voor een efficiënt verloop van arbitrageprocedures ("Praagse regels") op 14 december 2018 een uitdaging in voor de gevestigde exploitant (d.w.z. de International Bar Association ("IBA") Rules on the Taking of Evidence ("Evidence Rules") en heeft aanleiding gegeven tot veel discussie in de arbitragegemeenschap.11
Als alternatief voor de IBA-regels lijken de Praagse regels meer op de manieren van burgerlijke rechtsgebieden en hebben zij de laatste tijd aan populariteit gewonnen. Volgens de Praagse regels wordt overlegging van documenten aangemoedigd te worden vermeden, en in ieder geval beperkt gehouden. Voorts moet een verzoek om overlegging van documenten worden gedaan tijdens de managementconferentie van de zaak en moet het verzoek een verklaring bevatten van de reden waarom het document wordt opgevraagd.
De Regels van Praag moedigen voorts aan dat geschillen worden beslecht op basis van een louter schriftelijke procedure. Volgens de Regels moet een partij om een hoorzitting verzoeken. Dit is een opmerkelijk verschil met de IBA-regels, die in dit opzicht soepeler zijn.
Een van de interessantste verschillen lijkt echter de doctrine van Iura Novit Curia te zijn, die kan worden vertaald als "de rechter kent de wet". Op grond van deze doctrine mag de arbiter elke wet toepassen die hij geschikt acht, hoewel de partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld om commentaar te leveren.
Het is echter belangrijk te onthouden dat, zoals zowel de bewijsregels als de regels van Praag in hun preambules vermelden, zij als "richtsnoeren" fungeren en niet bedoeld zijn om de inherente flexibiliteit van arbitrage te beperken. Dit moet juist zijn - zachte wetgeving mag niet worden beschouwd als "harde" wetgeving, ongeacht de regelmatigheid van het gebruik.
Enkele voorbeelden van verschillen zijn te vinden in de tabellen van bijlage 1.
Gevolgen van arbitrageclausules voor niet-ondertekenaars
Arbitrage is gebaseerd op instemming. Soms kan echter een derde partij die niet heeft ondertekend, bij de internationale procedure worden betrokken of zelfs rechten doen gelden op grond van een arbitrageovereenkomst zelf. Gewoonlijk zullen de rechtbanken zich baseren op theorieën van impliciete toestemming of gebrek aan rechtspersoonlijkheid.
Een aantal veel voorkomende scenario's doet zich voor wanneer een niet-ondertekenaar deelneemt aan de totstandkoming van een contract; er sprake is van één enkele contractregeling die bestaat uit meerdere documenten; de niet-ondertekenaar het contract of de arbitrageovereenkomst heeft aanvaard; er geen sprake is van rechtspersoonlijkheid; en er sprake is van fraude.
De Tribunalen zullen bij de toepassing van deze beginselen en bij het nemen van een beslissing over de uitkomst rekening houden met de redelijke verwachtingen van de partijen en van het internationale bedrijfsleven.
Slotopmerkingen
Ten slotte zou de keuze tussen gewoonterecht en burgerlijk recht idealiter helemaal aan het begin moeten worden gemaakt bij het opstellen van een arbitrageclausule. Andere beslissingen, zoals de keuze van één arbiter of een panel van drie, het gebruik van de IBA-regels of de Praagse regels, of de reikwijdte van de verlangde informatie, moeten allemaal worden overwogen en genomen bij het opstellen van een arbitrageclausule om het arbitrageproces efficiënter te maken.
Er moet ook worden nagedacht over de beroepsprocedure. Hoewel de standaardpraktijk erin bestaat in te stemmen met definitieve en bindende arbitrage zonder beroepsprocedure, kunnen partijen in sommige gevallen toch rechtstreekse beroepsprocedures tegen een ongunstig vonnis verkrijgen door in te stemmen met arbitrageregels die voorzien in rechtstreekse beroepsprocedures binnen de arbitrageprocedure zelf of door te arbitreren volgens de wetgeving van een rechtsgebied dat rechtstreekse beroepsprocedures door een rechtbank toestaat. Een voorbeeld hiervan zou de AAA zijn of zijn internationale tegenhanger de ICDR, overeenkomstig de Optional Appellate Arbitration Rules. Op die manier is de toetsingsnorm hoger dan die welke bijvoorbeeld door de federale arbitrageregels in de VS wordt toegestaan.
Dit zal ook afhangen van het rechtsgebied, aangezien er rechtsgebieden zijn geweest die de standaardpraktijk volledig hebben omzeild; een voorbeeld hiervan is Ethiopië, dat een herziening net zo goed toestaat als Engeland, maar in tegenstelling tot Ethiopië, doet Engeland dit op uiterst beperkte gronden.
BIBLIOGRAPHY
Marcel Wegmüller en Jonathan Barnett, Oostenrijk (The Third Party Litigation Funding Law Review, 3rd edn, The Law Reviews 2019) sectie II;
Sherina Petit en Ewelina Kajkowska, Ontwikkelingen op het gebied van financiering door derden in arbitrage: Een vergelijkende analyse(Norton Rose Fullbright, International Arbitration Report, september 2019) p. 22-23;
James Rogers, Alison FitzGerald en Cara Dowling, "Opkomende benaderingen van de regulering van financiering door derden (Norton Rose Fullbright, International Arbitration Report, oktober 2017) p. 29-31.
Matthew Croagh en al.., Het beheer van openbaarmaking in het licht van de gegevensexplosie: Behoefte aan meer richtsnoeren? (Norton Rose Fullbright, International Arbitration Report, oktober 2017) p. 16;
Javier H Rubinstein, Internationale handelsarbitrage: Reflecties op het kruispunt van de traditie van het gewoonterecht en die van het burgerlijk recht (2004) 5 Chicago Journal of International Law 303.
Gary Born, Internationale handelsarbitrage (2nd edn, Kluwer Law International 2014) hoofdstuk 19.
Jennifer L. Permesly, 'Wat heeft het recht ermee te maken?: De rol van het toepasselijke recht in internationale handelsarbitrage". (Skadden Arps Slate Meagher & Flom LLP, 2018)
Jordan Tan, Ian Choo, De Praagse regels: A Soft Law Solution to Due Process Paranoia?,
Kluwer Arbitration Blog, 29 juni 2019.
Sol Argerich, Een vergelijking van de IBA en de Praagse Regels: Twee van hetzelfde vergelijken, 2 maart 2019
William Park, Non-Signatories And International Contracts: An Arbitrator's Dilemma, Multiple Parties in International Arbitration (Oxford 2009).
Voetnoten
1. Arrest van 24 april 19921992 Rev. arb. 598 (Parijse Cour d'appel); Arrest van 17 januari 19921992 Rev. arb. 656 (Parijse Cour d'appel); Arrest van 12 november 2010, RosInvestCo UK Ltd/Russische Fed'n, Zaak nr. Ö 2301-09, ¶2 (Zweedse S.Ct.).
2. Zie, bij voorbeeld: Hong Kong: Klöckner Pentaplast GmbH & Co. KG tegen Advance Tech. (H.K.) Co. [2011] HKCFI 458 (H. K. Court. First Inst.) ""er is geen regel dat de lex arbitri moet het recht van de plaats van arbitrage zijn. Dit is met name het geval wanneer het recht door de partijen is gekozen"; India: Citation Infowares Ltd v. Equinox Corp., (2009) 7 SCC 220, ¶15 (Indian S.Ct. 2009); UK: The Bay Hotel & Resort Ltd v. Cavalier Constr. Co. UKPC 34 (Privy Council Turks & Caicos eilanden); Unie van India v. McDonnell Douglas Corp. [1993] 2 Lloyd's Rep. 48, 50 (QB) (Engelse High Ct.)
3. Bij voorbeeld: Artikel 182, lid 2, van het Zwitsers internationaal privaatrecht: "[welke] procedure ook wordt gekozen, het scheidsgerecht ziet toe op gelijke behandeling van de partijen en op het recht van de partijen om in een procedure op tegenspraak te worden gehoord." Engelse arbitragewet1996, § 33 vereist dat arbiters "billijk en onpartijdig" handelen en partijen "een redelijke kans" geven om hun zaak uiteen te zetten. Soortgelijke bepalingen zijn te vinden in de Belgisch Gerechtelijk Wetboek Art. 1699; de Nederlands Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Art. 1039(1); en de Hong Kong Arbitrageverordening, 2013, art. 46(1), (2).
4. Dit komt tot uiting in het UNCITRAL-modelrecht. Zie: UNCITRAL, Toelichting van het UNCITRAL-secretariaat bij de modelwet van 1985 inzake internationale handelsarbitrage, als gewijzigd in 2006 ¶14 (2008) ("Het strikte territoriale criterium, dat het merendeel van de bepalingen van de modelwet beheerst, werd aangenomen omwille van de zekerheid en in het licht van de volgende feiten. De plaats van arbitrage wordt door de grote meerderheid van de nationale wetgevingen als exclusief criterium gehanteerd").
5. Bijvoorbeeld: Karaha Bodas Co., LLC tegen Perusahaan Pertambangan Minyak Dan Gas Bumi Negara, 364 F.3d 274, 290 (5th Cir. 2004); Arrest van 11 januari 1978, IV Y.B. Comm. Arb. 262 (Landgericht Zweibrücken) (1979) (weigering arbitraal vonnis nietig te verklaren op grond van de openbare orde wanneer het scheidsgerecht een fout zou hebben gemaakt bij de rechtskeuzeanalyse); Gary Born, 'International Commercial Arbitration' (2nd edn, Kluwer Law International 2014) hoofdstuk 11.
6. Artikel 28 UNCITRAL-modelwet: "1. Het scheidsgerecht beslist het geschil in overeenstemming met de rechtsregels die door de partijen zijn gekozen als zijnde van toepassing op de kern van het geschil. Elke aanwijzing van het recht of het rechtsstelsel van een bepaalde staat wordt, tenzij anders bepaald, uitgelegd als een rechtstreekse verwijzing naar het materiële recht van die staat en niet naar de collisieregels van die staat. (2) Bij gebreke van een aanwijzing door de partijen past het scheidsgerecht het recht toe dat wordt bepaald door de collisieregels die het toepasselijk acht."
7. Bijvoorbeeld: JW Burress, Inc. tegen John Deere Constr. & Forestry Co.2007 WL 3023975 (W.D. Va.) (keuze van materieel recht is aan arbiters om te beslissen); Zurich Ins. Co. v. Ennia Gen. Ins. Co.., 882 F.Supp. 1438, 1440 (S.D.N.Y. 1995) ("De vraag welk recht moet worden toegepast in de arbitrageprocedure - met inbegrip van de vraag of de rechtskeuzeclausule in de Managementovereenkomst van toepassing is - is aan het arbitragepanel."); Gary Born, 'International Commercial Arbitration' (2nd edn, Kluwer Law International 2014) hoofdstuk 19.
8. Zo is in sommige landen van burgerlijk recht een exequatur nodig voor het vonnis. Ihab Amro, 'Recognition and Enforcement of Foreign Arbitral Awards in Theory and in Practice: A Comparative Study in Common Law and Civil Law Countries' (Cambridge University Press 2013)p. 70-71; Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling, 'Geschillenbeslechting: 5.7 Recognition and Enforcement of Arbitral Awards - The New York Convention' (2003) (https://unctad.org/system/files/official-document/edmmisc232add37_en.pdf) p. 21.
9. Zie: Abu Dhabi Inv. Auth. v. Citigroup Inc.2013 WL 789642, at *7-9 (S.D.N.Y.) (afwijzing van verzoeken om openbaarmaking maakte de procedure niet fundamenteel oneerlijk); Arrest van 24 juni 1999, XXIX Y.B. Comm. Arb. 687 (Schleswig-Holsteinisches Oberlandesgericht) (2004) (geen schending van het recht om te worden gehoord wanneer arbitraal tribunaal weigerde Duitse rechterlijke instanties te verzoeken getuigenissen van derden af te nemen). Gary Born, 'International Commercial Arbitration' (2nd edn, Kluwer Law International 2014), hoofdstuk 26.
10. Bijvoorbeeld onevenredige winst of buitensporige controle van de procedure door de derde-financier.
11. Jordan Tan, Ian Choo, 'The Prague Rules: A Soft Law Solution to Due Process Paranoia?", Kluwer Arbitration Blog, 29 juni 2019, http://arbitrationblog.kluwerarbitration.com/2019/06/29/the-prague-rules-a-soft-law-solution-to-due-process-paranoia/.
De inhoud van dit artikel is bedoeld als een algemene leidraad voor het onderwerp. Er dient gespecialiseerd advies te worden ingewonnen over uw specifieke omstandigheden.