EU-Richtlijn 2020/1828 betreffende representatieve acties, om te zetten in 2022
Auteur: Madina Dumanova en Per Neuburger
Op 24 november 2020 heeft het Europees Parlement de richtlijn aangenomen betreffende acties door belangenbehartigers voor de bescherming van de collectieve belangen van consumenten (richtlijn),[i] die een beslissende stap van de Europese Unie (EU) werd in de richting van de opbouw van een collectief verhaalsmechanisme in alle 27 EU-lidstaten. Voor het eerst voorgesteld door de Europese Commissie in april 2018 als onderdeel van haar New Deal voor Consumentenpakket,[ii] de richtlijn biedt consumenten in de hele EU de mogelijkheid om zich in nationale en grensoverschrijdende groepsacties te laten vertegenwoordigen door gekwalificeerde instanties. De lidstaten moeten de richtlijn tot 25 december 2022 omzetten en hebben nog zes maanden de tijd om ze toe te passen. Nu de omzettingstermijn gestaag nadert, zal de Oostenrijkse wetgever naar verwachting in 2022 met een wetsontwerp over de uitvoering van de richtlijn komen. Het is daarom van belang de richtlijn opnieuw te bekijken door de belangrijkste punten ervan te schetsen en de gevolgen voor het huidige rechtskader voor vertegenwoordigingsacties in Oostenrijk te analyseren.
Toepassingsgebied
De richtlijn beschermt de belangen van consumenten die worden geschaad door inbreuken op het algemene consumentenrecht, gegevensbescherming, financiële diensten, reizen en toerisme, energie, telecommunicatie, milieu, gezondheid, lucht- en spoorwegvervoer (artikel 2, lid 1, in samenhang met bijlage I). Het staat de lidstaten vrij de werkingssfeer van de richtlijn uit te breiden tot andere gebieden die zij noodzakelijk achten (overweging 18).
Gekwalificeerde entiteiten
Acties door belangenbehartigers kunnen worden ingesteld door bevoegde entiteiten die door de lidstaten worden aangewezen. In het kader van grensoverschrijdende acties zullen bevoegde entiteiten aan de volgende vereisten moeten voldoen (artikel 4, lid 3):
- Aantonen dat u 12 maanden werkzaam bent geweest op het gebied van consumentenbescherming;
- een rechtmatig belang hebben bij de bescherming van de consument;
- Hebben geen winstoogmerk;
- Niet aan een insolventieprocedure onderworpen zijn;
- Geen relatie hebben met de partijen die een economisch belang hebben bij het instellen van de representatieve actie.
De lidstaten blijven vrij om de toepasselijke vereisten te bepalen waaraan gekwalificeerde instanties voor binnenlandse acties moeten voldoen, op voorwaarde dat deze in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de richtlijn. De richtlijn staat toe dat ad hoc bevoegde entiteiten worden aangewezen.
De lidstaten moeten informatie over bevoegde entiteiten verstrekken in voor het publiek toegankelijke nationale elektronische gegevensbanken (artikel 14, lid 1) en om de vijf jaar nagaan of zij aan de relevante eisen voldoen (artikel 5, lid 3).
Beschikbare maatregelen
Bevoegde entiteiten kunnen in een representatieve actie aanspraak maken op de volgende soorten maatregelen:
- Dwangmaatregelen waarbij voorlopige en definitieve maatregelen worden opgelegd om een inbreuk te beëindigen of te verbieden (artikel 8);
- Verhaalsmaatregelen die schadevergoeding, herstelling, vervanging, prijsvermindering, ontbinding van de overeenkomst of terugbetaling van de betaalde prijs inhoudt (artikel 9, lid 1).
Om verbodsmaatregelen te verkrijgen, hoeven de bevoegde instanties niet te bewijzen dat individuele consumenten daadwerkelijk verlies of schade hebben geleden, noch dat de handelaar opzet of nalatigheid aan de dag heeft gelegd. Artikel 17 bepaalt met name dat representatieve acties voor verbodsmaatregelen versneld moeten worden gevoerd.
Wat de verhaalsmaatregelen betreft, vereist de richtlijn dat de gekozen vorm van verhaal de consument in staat stelt gebruik te maken van de door die verhaalsmaatregel geboden genoegdoening zonder dat hij een afzonderlijke actie moet instellen (artikel 9, lid 6).
Consumentenparticipatie
De lidstaten zijn vrij om een van de onderstaande mechanismen of een combinatie daarvan te kiezen om de deelname van getroffen consumenten aan representatieve acties voor verhaalsmaatregelen te bepalen (artikel 9, lid 2):
- Onder de opt-in mechanisme, van de consumenten moet worden verlangd dat zij uitdrukkelijk te kennen geven dat zij door de bevoegde entiteit in de procedure voor schadeloosstelling door belangenbehartigers willen worden vertegenwoordigd;
- Onder de opt-out-mechanisme, moet van de consumenten worden verlangd dat zij uitdrukkelijk te kennen geven dat zij niet door de bevoegde entiteit wensen te worden vertegenwoordigd in de actie door belangenbehartigers voor verhaalsmaatregelen.
Een opt-in mechanisme is echter verplicht voor consumenten die niet wonen in de Lid-Staat waar de actie door belangenbehartigers wordt ingesteld (artikel 9, lid 3).
Voor verbodsacties is geen toestemming van de consument nodig, wat betekent dat bevoegde entiteiten verbodsacties kunnen instellen zonder stilzwijgende of uitdrukkelijke toestemming van de consument (artikel 8, lid 3).
Om tegenstrijdige uitspraken en "forum shopping" te voorkomen, kunnen consumenten die betrokken zijn bij een actie door belangenbehartigers voor het verkrijgen van corrigerende maatregelen, niet deelnemen aan andere acties door belangenbehartigers met hetzelfde doel en daar hun voordeel mee doen (overwegingen 4 en 46). Consumenten kunnen echter na de representatieve actie voor verbodsmaatregelen afzonderlijke individuele acties tegen dezelfde handelaar instellen voor dezelfde oorzaak van de actie en de desbetreffende beslissing van de rechter als bewijs gebruiken (artikel 15). Er zij op gewezen dat de toepasselijke verjaringstermijnen voor getroffen consumenten zullen worden opgeschort of gestuit in afwachting van een representatieve actie voor verbodsmaatregelen (artikel 16).
Verhaalsregeling
Om het sluiten van schikkingen in schadevergoedingsacties te ondersteunen, voorziet artikel 11, lid 1, in de mogelijkheid van schikkingen in schadevergoedingszaken:
- hetzij op voorstel van de bevoegde entiteit en de handelaar
- uitnodiging van de rechtbank en de administratieve instantie na overleg met de bevoegde entiteit en de handelaar.
Elke getroffen schikking moet echter door de rechter worden goedgekeurd. Ook zullen de lidstaten de rechter toestaan een schikking die onbillijk wordt geacht, te weigeren, in welk geval de rechter de representatieve actie moet blijven behandelen (artikel 11, lid 3).
In beginsel zullen schikkingen bindend zijn voor de handelaar, de bevoegde entiteit en alle betrokken consumenten. De consumenten kunnen er echter voor kiezen af te zien van de schikking (artikel 11, lid 4).
Regels voor de kosten
Om twijfelachtige en speculatieve vorderingen te voorkomen, legt de richtlijn een hoge drempel op voor de transparantie van de financieringsbron van acties door belangenbehartigers. Van de bevoegde entiteiten zal vooral worden verlangd dat zij de bron van hun financiering in het algemeen op hun websites bekendmaken (artikel 4, lid 3, onder f)). Bovendien moeten zij, wanneer zij een actie door belangenbehartigers instellen, de rechter of het bestuursorgaan een financieel overzicht verstrekken met een lijst van de bronnen van de middelen die zijn gebruikt om de actie door belangenbehartigers te ondersteunen, waaruit dat blijkt (artikel 10, lid 2):
- Hun beslissingen worden niet overmatig beïnvloed door de financier;
- Het beroep wordt niet gefinancierd door een concurrent van de verweerder.
Om ervoor te zorgen dat bevoegde entiteiten er niet van worden weerhouden hun rechtsvordering in te stellen als gevolg van de financiering, verplicht de richtlijn de lidstaten om acties door belangenbehartigers te voorzien van de nodige steunmiddelen, zoals overheidsfinanciering, een bovengrens voor de gerechtskosten, enz. (artikel 20).
Wat de toewijzing van de kosten betreft, zijn acties door belangenbehartigers, behoudens in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden en uitzonderingen, gebaseerd op het beginsel "de verliezer betaalt" (artikel 12, lid 1).
Individuele consumenten mogen in het algemeen niet opdraaien voor de kosten van de procedure, behalve in omstandigheden waarin de kosten het gevolg zijn van hun opzettelijk of nalatig gedrag, zoals het rekken van de procedure ten gevolge van onrechtmatig gedrag (artikel 12, lid 3, juncto overweging nr. 38).
Gevolgen van de richtlijn voor de Oostenrijkse wetgeving
Het huidige rechtskader in Oostenrijk voorziet in de volgende instrumenten voor collectief verhaal en groepsacties:
Beroepen ingesteld door specifieke verenigingen: Volgens de Oostenrijkse wet mogen bepaalde rechtspersonen die onder sectie 14 van de wet op oneerlijke concurrentie (Bundesgesetz gegen den unlauteren Wettbewerb, UWG) en artikel 29 van de Wet op de consumentenbescherming (Konsumentenschutzgesetz, KSchG) (meestal consumentenorganisaties) om dergelijke vorderingen in te stellen (Verbandsklage) wanneer er een collectief belang in het geding is. Deze vorderingen kunnen echter alleen worden gebruikt om een verbodsactie te verkrijgen.
Voorbeeld acties: Overeenkomstig artikel 502, lid 5, onder 3), van het Oostenrijkse Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung, ZPO), kunnen verenigingen die gerechtigd zijn tot het instellen van vorderingen op grond van § 29 KSchG, ook een voorbeeldactie instellen en tegen beslissingen in beroep gaan bij het Oostenrijkse Hooggerechtshof (Oberster Gerichtshof, OGH), onafhankelijk van het bedrag van het geschil. Verenigingen kunnen alleen een steekproefsgewijze vordering instellen indien de benadeelde particulieren hun vorderingen met het oog op de beslechting van het geschil hebben overgedragen (artikel 227 ZPO). De rechter kan schadevergoeding of andere compensatie toekennen. Het idee achter een actie op basis van een steekproef is dat, zodra de OGH een besluit heeft genomen, andere getroffen consumenten op basis van dit besluit in een afzonderlijke procedure schadeloosstelling kunnen verkrijgen.
Oostenrijkse stijl class actions: Hoewel er in Oostenrijk geen regelgevingskader voor schadevergoedingsacties bestaat, heeft de sterke toename van massavorderingen in de afgelopen tien jaar geleid tot de ontwikkeling van de "Oostenrijkse collectieve actie" (Sammelklage). Dit mechanisme is gebaseerd op de combinatie van verschillende bepalingen van het Oostenrijkse Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.[iii] Bij dit soort vordering worden individuele vorderingen toegewezen aan één eiser (vaak verenigingen) die deze gecombineerde vorderingen vervolgens in eigen naam geldend maakt. Alle vorderingen moeten op dezelfde oorzaak berusten en feitelijk of rechtens hetzelfde zijn. Class actions volgens Oostenrijks model worden vaak gefinancierd door derden. Met dit mechanisme is het mogelijk een geldelijke schadevergoeding te verkrijgen.
Hoewel het land over verschillende methoden beschikt, ontbreekt het Oostenrijk dus nog steeds aan een duidelijk instrument voor collectief verhaal zoals de richtlijn voorschrijft. De regering is verplicht om tegen eind 2022 een functionerend kader voor collectief verhaal in te voeren. Ook al is het nog niet duidelijk hoe Oostenrijk gebruik zal maken van de vrijheid die de richtlijn aan de lidstaten geeft, toch kunnen op basis van de bovenstaande punten enkele voorspellingen worden gedaan.
Na de omzetting van de richtlijn in Oostenrijk zal de lijst van entiteiten die momenteel in aanmerking komen voor het vragen van een dwangmiddel in vertegenwoordigingsvorderingen, waarschijnlijk ook worden opgenomen in de lijst van entiteiten die in aanmerking komen voor verhaalsmaatregelen.
Bovendien zal het Oostenrijkse procesrecht hoogstwaarschijnlijk aanzienlijke wijzigingen ondergaan wat de financiering van vorderingen tot schadevergoeding door derden betreft. Hoewel de financiering van commerciële geschillen niet bij wet is geregeld, is zij populair geworden in de sfeer van massavorderingen. Met name de rechtmatigheid van financiering door derden van schadevergoedingsacties is door het Oostenrijkse Hooggerechtshof bevestigd en bekrachtigd.[iv] De invoering van relevante waarborgen in de richtlijn tegen externe financiering zal waarschijnlijk helpen om lichtzinnige vorderingen te voorkomen.
Ten slotte zullen de mogelijke invoering van de procedure voor de beoordeling en goedkeuring van schadevergoedingsregelingen door rechtbanken en administratieve autoriteiten, alsook de stuiting van verjaringstermijnen voor getroffen consumenten in een actie door belangenbehartigers, nieuwigheden zijn in de Oostenrijkse wetgeving.
Opmerkingen
De richtlijn betekent een belangrijke stap voorwaarts in de handhaving van het Europees collectief-verhaalsmechanisme. Hoewel er enige scepsis bestaat ten aanzien van het vermogen van de staten om de nodige financiering te verschaffen voor schadevorderingen door belangenbehartigers, schetst de richtlijn een geharmoniseerd kader voor de toepassing van consumentenbeschermingswetten bij grootschalige schadevorderingen, terwijl zij voldoende waarborgen biedt tegen onrechtmatige rechtsvorderingen.
Het is duidelijk dat de richtlijn de lidstaten veel speelruimte laat bij de omzetting in nationale wettelijke kaders. In dit opzicht zal de daadwerkelijke uitvoering van de richtlijn grotendeels afhangen van de procedurele keuzes van de lidstaten. Met name kunnen dergelijke acties door belangenbehartigers, afhankelijk van de wijze waarop de Oostenrijkse regering de richtlijn in het nationale rechtssysteem omzet, een nieuwe uitdaging vormen voor partijen die nog niet met dergelijke acties te maken hebben gehad. In dit verband moeten bedrijven en bevoegde instanties klaar zijn om de waarschijnlijke toename van consumentengeschillen het hoofd te bieden.
[i] Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende acties door belangenbehartigers voor de bescherming van de collectieve belangen van de consument en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (PB L 409 van 4.12.2020, blz. 1-27). https://eur-lex.europa.eu/legal-content/en/LSU/?uri=CELEX%3A32020L1828
[ii] Europese Commissie (11 apr 2018) Persbericht A New Deal for Consumers: Commissie versterkt de consumentenrechten en -handhaving in de EU. https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/IP_18_3041
[iii] Zie de artikelen 11, 187 en 227 ZPO.
[iv] OGH, 27 februari 2013, 6 Ob 224/12b.