Arbitrage en insolventie
Auteur: Per Neuburger
De effecten van COVID-19 op de wereldeconomie zijn goed gedocumenteerd en hoeven hier niet in detail te worden besproken. De economie van Oostenrijk is zeker niet gespaard gebleven en het lijdt weinig twijfel dat het aantal bedrijfsfaillissementen in de meeste sectoren zal toenemen. In het licht van een recente uitgave door collega's van Skadden Arps Slate Meagher & Flom LLP, die verschillende vragen over arbitrage en insolventie in Duitsland beantwoorden, wordt in dit artikel getracht een aantal van die vragen in de Oostenrijkse context te behandelen.
Is een curator gebonden aan een door de insolvente partij aangegane arbitrageovereenkomst?
In Oostenrijk zijn insolventiebeheerders gebonden aan arbitrageovereenkomsten die de insolvente partij vóór de inleiding van de insolventieprocedure met derden heeft gesloten. In recente belangrijke beslissingen van het Oostenrijkse Hooggerechtshof (Oberste Gerichtshof, OGH) met betrekking tot insolventie en arbitrage, heeft het Hof dit niet in twijfel getrokken, maar nam het in zijn obiter.1
Uitzonderingen zijn van toepassing indien rechten van de curator worden aangetast, die 1) niet rechtstreeks voortvloeien uit de tussen de schuldenaar en de schuldeiser gesloten overeenkomst, maar veeleer uit de Oostenrijkse insolventiewet, of 2) voortvloeien uit de persoon van de curator.2 De curator is ook niet gebonden aan arbitrageovereenkomsten die zijn gesloten met betrekking tot het vermijden van rechtshandelingen die vóór de opening van de insolventieprocedure zijn verricht (Anfechtung), aangezien het recht van de curator om rechtshandelingen te betwisten niet van de schuldenaar afkomstig is.3
Wordt de arbitrageprocedure opgeschort als een partij een faillissement aanvraagt?
Volgens artikel 6, lid 1, van de Oostenrijkse insolventiewet (Österreichische InsolvenzordnungIO), kan een procedure die bedoeld is om vorderingen op de tot de failliete boedel behorende goederen uit te voeren of te waarborgen, niet worden ingeleid of voortgezet na de opening van de insolventieprocedure. Artikel 7, lid 1, van het IO bepaalt dat alle hangende geschillenprocedures waarin de schuldenaar de eiser of de verweerder is, bij de opening van de insolventieprocedure automatisch van rechtswege worden geschorst. Dit geldt ook voor vorderingen tot vernietiging van arbitrale vonnissen.4 Uitzonderingen op deze regel zijn onder meer vorderingen die geen betrekking hebben op goederen die tot de failliete boedel behoren, met name vorderingen voor de persoonlijke prestatie van de schuldenaar (artikel 6, lid 3, IO).
Hoewel het Oostenrijkse wettelijke recht geen overeenkomstige regel bevat met betrekking tot arbitrage, heeft de OGH geoordeeld dat artikel 6, lid 1, en artikel 7 van het IO ook van toepassing zijn op arbitrageprocedures. In drie uitspraken van 17 maart 2015,5 het Hof heeft de procedure van artikel 7, lid 1, IO geschorst wegens de inleiding van een insolventieprocedure tegen de verweerder. Deze schorsingen werden ook geacht zich uit te strekken tot de procedure inzake de benoeming van de arbiters.
Belangrijk is dat artikel 7 IO alleen van toepassing is op procedures die aanhangig zijn op het moment dat een insolventieprocedure wordt gestart. Met betrekking tot de vraag wanneer een arbitrage als aanhangig wordt beschouwd, heeft het Hof geoordeeld dat in een procedure als die van de arbitrage de eerste procedurele stap die de eiser zet om zijn vordering voort te zetten, doorslaggevend is. In een arbitrageprocedure wordt deze eerste stap bepaald door de inhoud van de arbitrageovereenkomst, zo nodig aangevuld met de toepasselijke arbitrageregels en de regels van het burgerlijk procesrecht. Deze eerste stap kan bijvoorbeeld het indienen van de claimverklaring bij de arbitrage-instelling of bij de overeengekomen arbiter zijn. Aangezien de arbitrageovereenkomsten in de onderhavige zaken voorzien in ad hoc arbitrage, de eerste vereiste stap was de vorming van het tribunaal. Bij gebrek aan verdere overeenstemming tussen de partijen is artikel 587, lid 2, 4 van het Oostenrijks wetboek van burgerlijke rechtsvordering (ZivilprozessordnungZPO) bepaalt dat de eiser de verweerder moet verzoeken een arbiter te benoemen. Dit verzoek werd beschouwd als de eerste procedurele stap die de eiser heeft gezet om zijn vordering in te stellen.
Kan de claimverificatieprocedure worden uitgevoerd door een scheidsgerecht?
In een mijlpaalbesluit van november 2018 (18 ONc 2/18s) heeft de OGH geoordeeld dat, wanneer er een arbitrageovereenkomst bestaat over de betwiste vordering, de procedure voor de verificatie van de vordering (Prüfungsverfahren) kan door het scheidsgerecht worden uitgevoerd "in ieder geval" wanneer de vordering alleen door de curator wordt betwist.
In het algemeen is een insolventierechtbank exclusief bevoegd voor de verificatieprocedure voor vorderingen (artikel 111, lid 1, IO). Een uitzondering hierop geldt indien de vordering vóór de aanvang van de insolventieprocedure bij een andere rechtbank aanhangig is gemaakt en vervolgens op grond van artikel 7, lid 1, IO is geschorst. In deze gevallen wordt de procedure bij die respectieve rechtbank voortgezet als verificatieprocedure.
In 18 ONc 2/18's betwistte de curator de registratie van een arbitrageclaim nadat de OGH de benoeming van een arbiter had opgeschort wegens de inleiding van de insolventieprocedure. De rechtbank was het eens met de eiser en stelde dat in gevallen waarin alleen de curator een vordering betwistte, de procedure voor de verificatie van de vordering door het scheidsgerecht moest worden voortgezet. De redenering van de rechtbank was grotendeels gebaseerd op de gelijkwaardigheid van forumkeuzeclausules en arbitrageovereenkomsten. Aangezien forumkeuzeclausules een uitzondering vormden op de exclusieve bevoegdheid van de insolventierechter, was er geen reden om deze uitzondering niet uit te breiden tot arbitrageovereenkomsten.
Deze uitspraak richtte zich op een context waarin de curator een vordering betwistte. De OGH ging echter wel in op de uitdagingen die werden gesteld ten aanzien van andere schuldeisers in het faillissement. In haar obiter, stelde het Hof dat de uitkomst van de zaak dezelfde zou zijn geweest indien ook een insolventieschuldeiser een vordering had betwist, aangezien hij binnen de subjectieve werkingssfeer van de arbitrageovereenkomst zou vallen en gerechtigd zou zijn om deel te nemen aan de verificatieprocedure voor het scheidsgerecht.
Welke stappen moeten er worden genomen als er een insolventieprocedure tegen de tegenpartij wordt gestart?
Bij de inleiding van een insolventieprocedure over het vermogen van een schuldenaar moeten eisers, met inbegrip van eisers van hangende arbitrageprocedures, hun vorderingen bij de insolventierechter indienen (artikel 102). ff IO). De insolventierechter stelt de curator op de hoogte van hun bestaan, die de vorderingen volgens hun rang in een register opneemt.
Indien de vordering wordt betwist door een andere insolventieschuldeiser of door de curator - wat waarschijnlijk het geval is bij hangende arbitragevorderingen - wordt deze onderworpen aan een procedure voor de verificatie van de vordering (Prüfungsverfahren). Zoals in de vraag hierboven besproken, kan deze procedure onder bepaalde omstandigheden door het scheidsgerecht worden gevoerd. Concreet betekent dit dat de gebeden om verlichting moeten worden gewijzigd van een vordering tot betaling in een declaratoire uitspraak. In het geval van een arbitraal vonnis in een schadevergoedingsprocedure zou het vonnis juridisch bindend zijn voor insolventie schuldeisers in de zin van artikel 112 IO, mits zij aan de procedure kunnen deelnemen.6
Kan een arbitragebeding in een executoriale overeenkomst tegen een schuldenaar worden afgedwongen?
Volgens artikel 21, lid 1, IO kunnen insolventiebeheerders, indien een bilaterale overeenkomst op het moment van de opening van de insolventieprocedure nog niet (volledig) door beide partijen is uitgevoerd, kiezen of zij de overeenkomst namens de schuldenaar uitvoeren en nakoming van de tegenpartij eisen, of dat zij de overeenkomst ontbinden. Indien de overeenkomst wordt ontbonden, kan de tegenpartij alleen schadevergoeding eisen en zal zij worden behandeld als een ongedekte schuldeiser. Als de curator ervoor kiest om de overeenkomst uit te voeren, moeten beide partijen de overeenkomst volledig uitvoeren, behalve wanneer de overeenkomst kan worden opgesplitst in scheidbare eenheden.7 Artikel 21 IO is alleen van toepassing op overeenkomsten die al waren gesloten toen de insolventieprocedure werd gestart.
Als een contract wordt ontbonden door de curator en de rechtsgeldigheid van deze ontbinding wordt betwist, dan blijft de in het contract opgenomen arbitrageovereenkomst bestaan.8 Bovendien is de curator, indien hij ervoor kiest om de uitvoeringsovereenkomst uit te voeren, gebonden aan de arbitrageclausule.9
Wat gebeurt er als een buitenlandse partij in een Oostenrijks land aan een insolventieprocedure wordt onderworpen in een ander EU-land?
Artikel 18 van de EU-insolventieverordening bepaalt dat "[d]e gevolgen van een insolventieprocedure voor een lopende rechtszaak of een lopende arbitrageprocedure betreffende een goed of recht dat deel uitmaakt van de failliete boedel van een schuldenaar worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar die rechtszaak aanhangig is of waar het scheidsgerecht is gevestigd".10
Als er in Oostenrijk een arbitrageprocedure aanhangig is, worden de gevolgen dus beheerst door Oostenrijks recht, zelfs als er een insolventieprocedure wordt gestart voor de rechtbank van een andere lidstaat. In overeenstemming met de uitspraak van de OGH van 17 maart 2015 worden hangende arbitrages op grond van artikel 7 IO opgeschort en moeten vorderingen bij de insolventierechter worden ingediend. Zoals hierboven besproken, wordt de arbitrage echter, indien deze door de curator wordt betwist, voortgezet als een procedure voor de verificatie van vorderingen.
Wat gebeurt er als een buitenlandse partij bij een arbitrageprocedure met Oostenrijkse zetel in een niet-EU-land aan een insolventieprocedure wordt onderworpen?
Op niet-lidstaten is artikel 240, lid 1, van de IO van toepassing, op grond waarvan insolventieprocedures en beslissingen die in een andere staat zijn gegeven, in Oostenrijk worden erkend indien:
- 1 het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar zich in die andere staat bevindt; en
- 2 de insolventieprocedure is vergelijkbaar met een dergelijke procedure in Oostenrijk.
Erkenning vindt plaats van rechtswegeWat betekent dat een afzonderlijke erkenningsprocedure alleen wordt uitgevoerd in geval van bezwaar door de schuldenaar.11 De Oostenrijkse rechtbanken hebben zich tot nu toe niet specifiek beziggehouden met de kwestie van een buitenlandse partij bij een arbitrageprocedure met Oostenrijkse zetel die in een niet-EU-land aan een insolventieprocedure wordt onderworpen. Op basis van bovenstaande discussie lijkt het zeer waarschijnlijk dat de arbitrageprocedure wordt opgeschort.
Voetnoten
1 18 ONc 2/18s; 18 ONc 6/14y; 18 ONc 7/14w; 18 ONc 1/15i.
2 Hausmaninger in Fascinerend/Konecny3 IV/2 § 581 ZPO (Stand 1.10.2016, rdb.at)
Rz 199
3 Schauer in Czernich/Deixler-Hübner/SchauerSchiedsrecht (Stand 1.5.2018, rdb.at)
Rz 5.73; Weber in Czernich/Deixler-Hübner/Schauer, Schiedsrecht (Stand 1.5.2018, rdb.at) Rz 14.16
4 Lovrek/Musger in Czernich/Deixler-Hübner/SchauerSchiedsrecht (Stand 1.5.2018, rdb.at) Rz 16.106
5 18 ONc 6/14y; 18 ONc 7/14w; 18 ONc 1/15i
6 18 ONc 2/18s, punt 3.4, onder b)
7 Felix Kernbichler, "Nationaal verslag voor Oostenrijk" in Jason Chuah en Eugenio Vaccari (eds), Uitvoeringscontracten in het insolventierecht (Edward Elgar Publishing, 2019) p. 79
8 Widhalm-Budak in Konecny, Insolvenzgesetze § 21 IO (Stand 1.10.2017, rdb.at.) Rz 36
9 Weber in Czernich/Deixler-Hübner/Schauer, Schiedsrecht (Stand 1.5.2018, rdb.at) Rz 14.15
10 Verordening (EU) 2015/848 van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (herschikking)
11 Klauser/Pogacar in Konecny, Insolvenzgesetze Art 23 EuInsVO (Stand 1.11.2013, rdb.at)
Rz 11
De inhoud van dit artikel is bedoeld als een algemene leidraad voor het onderwerp. Er dient gespecialiseerd advies te worden ingewonnen over uw specifieke omstandigheden.