Beschikbare methoden

De belangrijkste buitengerechtelijke methoden waarin de wet voorziet, zijn arbitrage, bemiddeling (vooral in familierechtelijke zaken), en verzoeningscommissies in huisvestings- of telecommunicatiezaken. Daarnaast voorzien verschillende beroepsorganisaties (advocaten, notarissen, artsen, civiel ingenieurs) in mechanismen voor geschillenbeslechting bij geschillen tussen hun leden onderling of tussen leden en cliënten.

Is alternatieve geschillenbeslechting verplicht in Oostenrijk?

ADR bevordert van meet af aan het beginsel van partijautonomie. Een Oostenrijkse rechter zou bijvoorbeeld tijdens een precontentieuze zitting bemiddeling tussen de partijen kunnen aanbevelen. Er bestaat evenwel geen wettelijke verplichting om ADR vóór het proces te laten plaatsvinden. Potentiële eisers en verweerders kunnen echter hun juridisch adviseur raadplegen over mogelijke ADR-oplossingen, naast het indienen van een vordering bij de rechter.

Wettelijk kader

Het arbitragerecht is vervat in de artikelen 577-618 ACCP. Deze bepalingen regelen zowel binnenlandse als internationale arbitrageprocedures. Tenuitvoerleggingsprocedures worden geregeld door de Oostenrijkse tenuitvoerleggingswet. Bovendien heeft Oostenrijk de volgende multilaterale verdragen met betrekking tot arbitrage geratificeerd:

  • het Verdrag van New York van 31 juli 1961 (Oostenrijk heeft op grond van artikel I, lid 3, een kennisgeving gedaan, waarin het verklaart dat het alleen de in andere verdragsluitende staten gewezen uitspraken zal erkennen en ten uitvoer leggen);
  • het Protocol inzake arbitrageclausules, Genève, 13 maart 1928;
  • het Verdrag inzake de tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken, Genève, 18 oktober 1930;
  • het Europees Verdrag inzake internationale handelsarbitrage (en de overeenkomst betreffende de toepassing ervan) van 4 juni 1964; en
  • het Verdrag inzake de beslechting van geschillen betreffende investeringen, 24 juni 1971.

Oostenrijk heeft ook 69 bilaterale investeringsverdragen (BIT's) ondertekend, waarvan er 62 zijn geratificeerd. De erkenning van buitenlandse vonnissen is geregeld in de bovengenoemde multilaterale en bilaterale verdragen waartoe Oostenrijk is toegetreden.

Bemiddeling in Oostenrijk wordt geregeld door de wet op de civielrechtelijke bemiddeling (Zivilrechts-Mediations-Gesetz, ZivMediatG), dat het juridisch kader vormt voor centrale kwesties in de bemiddeling, met inbegrip van de definitie van bemiddeling, de opleiding die in Oostenrijk vereist is om bemiddelaar te worden, en de rechten en plichten van geregistreerde bemiddelaars.

Bijstand van de rechtbank

De Oostenrijkse rechtbanken hebben een beperkte beheersrol met betrekking tot ADR-procedures en de bijstand van de rechtbanken aan ADR komt meestal tot uiting in de informele aanmoediging door de rechtbanken van de partijen om eerst de mogelijkheden voor een schikking te onderzoeken of zich tot bemiddelaars te wenden. Dit is echter geenszins verplicht en de Oostenrijkse wet kent geen regel die partijen verplicht ADR te overwegen alvorens een arbitrage- of procesprocedure te beginnen.

De tussenkomst van de rechter in arbitrageprocedures is geregeld in de artikelen 577-618 ACCP, die de rechter machtigen voorlopige maatregelen te treffen, bijstand te verlenen bij de benoeming van arbiters, beslissingen tot wraking te herzien, te beslissen over de vroegtijdige beëindiging van het mandaat van een arbiter, voorlopige en bewarende maatregelen ten uitvoer te leggen, rechtshulp te verlenen met betrekking tot gerechtelijke handelingen waartoe het scheidsgerecht niet bevoegd is, te beslissen over een verzoek tot vernietiging van een arbitraal vonnis, het bestaan of niet bestaan van een arbitraal vonnis vast te stellen, en vonnissen te erkennen en ten uitvoer te leggen.

Vermeldenswaard is ook dat bepaalde Oostenrijkse rechtbanken, waaronder de handelsrechtbank van Wenen, bemiddelingsprogramma's aanbieden die de procespartijen de mogelijkheid om te kiezen voor bemiddeling als alternatief voor de rechtsgang, mits de rechter van oordeel is dat de zaak baat kan hebben bij bemiddeling.

Rechtsgevolg

Arbitrale uitspraken die in Oostenrijk zijn gedaan, hebben overeenkomstig artikel 607 ACCP de kracht van een definitieve rechterlijke uitspraak tussen de partijen. Een arbitrale schikking en een arbitraal vonnis onder overeengekomen voorwaarden hebben een executoriale titel (artikel 1, lid 16, van de Oostenrijkse tenuitvoerleggingswet). Overeenkomstig artikel 611 van de Oostenrijkse wet op de tenuitvoerlegging kunnen echter alleen scheidsrechterlijke uitspraken onder onderling overeengekomen voorwaarden, en niet scheidsrechterlijke schikkingen, worden aangevochten.

Volgens sectie 433a ACCP kan een gerechtelijke schikking worden bereikt in een arrondissementsrechtbank over de inhoud van een schriftelijke mediationovereenkomst. Als zodanig is een door de partijen via mediation bereikte schriftelijke schikkingsovereenkomst uitvoerbaar.

Arbitrage-instellingen in Oostenrijk

Het Weens Internationaal Arbitraal Centrum (VIAC) is de belangrijkste instelling in Oostenrijk en beheert binnenlandse en internationale arbitrage- en bemiddelingsprocedures. Het VIAC biedt regels voor arbitrage (Vienna Rules) en bemiddeling (Vienna Mediation Rules) en heeft met ingang van 1 juli 2021 regels vastgesteld inzake arbitrage en bemiddeling in investeringszaken. Bevoegde arbiters worden door de partijen zelf of door het bestuur van de VIAC gekozen uit een lijst van arbiters en bemiddelaars die op de website van de VIAC staat.

Oostenrijk is een populaire bestemming geworden op het gebied van internationale geschillenbeslechting. Naast de VIAC zijn er nog andere arbitrage-instellingen in Oostenrijk, namelijk het Hof van Arbitrage van de Weense Warenbeurs en het Salzburgse Hof van Arbitrage. Oostenrijk is ook de gastheer van de jaarlijkse Willem C. Vis International Commercial Arbitration Moot Competition, de grootste moot in de wereld op dit gebied.

Prijzen

Artikel 6, lid 1.8, van de Weense Regels voorziet in drie categorieën van arbitrale vonnissen: tussentijds, gedeeltelijk, en definitief. Uitspraken zijn definitief en bindend voor de partijen.

Bovendien bepalen de Weense regels uitdrukkelijk dat indien de bij een arbitrage betrokken partijen een schikking treffen terwijl de procedure nog hangende is, het scheidsgerecht op verzoek van de partijen een arbitrale schikking kan optekenen en/of een uitspraak doen onder onderling overeengekomen voorwaarden (artikel 37 van de Weense regels). Een dergelijke arbitrale uitspraak heeft dezelfde juridische kwalificaties als een eindvonnis over de grond van de zaak.

Wijzigingen, toelichtingen en aanvullingen op toekenningen

Zodra de uitspraak is gedaan, wordt het scheidsgerecht functus officio hetgeen inhoudt dat het vonnis niet door het scheidsgerecht mag worden gewijzigd. Volgens het VIAC-reglement kunnen de partijen het scheidsgerecht echter verzoeken om correcties van fouten in het vonnis, een daarmee verband houdende toelichting, of een aanvullend vonnis over vorderingen die in de arbitrage naar voren zijn gebracht, maar die niet in de vonnissen zijn beslecht. Het scheidsgerecht beslist over een dergelijk verzoek. Intussen kan het scheidsgerecht dergelijke correcties of aanvullingen op het vonnis ambtshalve uitvaardigen binnen vier weken na de datum van het vonnis.

Een verduidelijking en een verbetering maken deel uit van het oorspronkelijke vonnis en hebben geen invloed op het verstrijken van de termijn om het vonnis te betwisten en kunnen niet in een afzonderlijke procedure worden vernietigd. Een aanvullend vonnis vormt echter een nieuw vonnis, een afzonderlijke gunning. Dit vonnis kan dus in een afzonderlijke procedure worden vernietigd en de termijn om dit vonnis aan te vechten begint te lopen vanaf de ontvangst van het vonnis door de partij die om de vernietiging ervan verzoekt.

Erkenning, tenuitvoerlegging en vernietiging van scheidsrechterlijke uitspraken

De erkenning en tenuitvoerlegging van scheidsrechterlijke uitspraken worden geregeld door de Oostenrijkse tenuitvoerleggingswet en specifieke bepalingen van de ACCP. Binnenlandse arbitrale vonnissen vormen op zichzelf executoriale titels en hoeven dus niet vooraf te worden erkend. Internationale arbitrale vonnissen moeten echter wel een erkenningsprocedure doorlopen om in Oostenrijk de status van executoriale titel te verkrijgen. Gedeeltelijke en voorlopige vonnissen zijn eveneens uitvoerbaar in Oostenrijk.

De regels inzake het aanvechten van arbitrale vonnissen zijn vastgelegd in de Oostenrijkse arbitragewet van 2013 (art. 577-618 ACCP). Volgens artikel 611, lid 4, ACCP bedraagt de termijn voor een vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis drie maanden, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van het vonnis. Een dergelijke vordering is onderworpen aan het toezicht van het Oostenrijkse Hooggerechtshof, dat als eerste en laatste instantie optreedt - behalve in arbitrages op het gebied van consumenten- en arbeidsrecht.

Bovengenoemde wettelijke regelingen zijn ondergeschikt aan het internationale recht. In geval van strijdigheid tussen de nationale regels en de regels die voortvloeien uit de talrijke bilaterale en multilaterale verdragen die Oostenrijk heeft geratificeerd en die de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken regelen, hebben de normen van internationaal recht voorrang. Met name het Verdrag van New York heeft, indien van toepassing, voorrang boven de meeste nationale bepalingen.

De belangrijkste buitengerechtelijke methoden waarin de wet voorziet, zijn arbitrage, bemiddeling (vooral in familierechtelijke zaken), en verzoeningscommissies in huisvestings- of telecommunicatiezaken. Daarnaast voorzien verschillende beroepsorganisaties (advocaten, notarissen, artsen, civiel ingenieurs) in mechanismen voor geschillenbeslechting bij geschillen tussen hun leden onderling of tussen leden en cliënten.

Is alternatieve geschillenbeslechting verplicht in Oostenrijk?

ADR bevordert van meet af aan het beginsel van partijautonomie. Een Oostenrijkse rechter zou bijvoorbeeld tijdens een precontentieuze zitting bemiddeling tussen de partijen kunnen aanbevelen. Er bestaat evenwel geen wettelijke verplichting om vóór het proces een beroep op ADR te doen. Kandidaat-eisers en -verweerders kunnen evenwel hun raadslieden raadplegen over mogelijke ADR-oplossingen, naast het indienen van een vordering bij de rechter.

Het arbitragerecht is vervat in de artikelen 577-618 ACCP. Deze bepalingen regelen zowel binnenlandse als internationale arbitrageprocedures. Tenuitvoerleggingsprocedures worden geregeld door de Oostenrijkse tenuitvoerleggingswet. Bovendien heeft Oostenrijk de volgende multilaterale verdragen met betrekking tot arbitrage geratificeerd:

  • het Verdrag van New York van 31 juli 1961 (Oostenrijk heeft op grond van artikel I, lid 3, een kennisgeving gedaan, waarin het verklaart dat het alleen de in andere verdragsluitende staten gewezen uitspraken zal erkennen en ten uitvoer leggen);
  • het Protocol inzake arbitrageclausules, Genève, 13 maart 1928;
  • het Verdrag inzake de tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken, Genève, 18 oktober 1930;
  • het Europees Verdrag inzake internationale handelsarbitrage (en de overeenkomst betreffende de toepassing ervan) van 4 juni 1964; en
  • het Verdrag inzake de beslechting van geschillen betreffende investeringen, 24 juni 1971.

Oostenrijk heeft ook 69 bilaterale investeringsverdragen (BIT's) ondertekend, waarvan er 62 zijn geratificeerd. De erkenning van buitenlandse vonnissen is geregeld in de bovengenoemde multilaterale en bilaterale verdragen waartoe Oostenrijk is toegetreden.

Bemiddeling in Oostenrijk wordt geregeld door de wet op de civielrechtelijke bemiddeling (Zivilrechts-Mediations-Gesetz, ZivMediatG), dat het rechtskader vormt voor centrale kwesties op het gebied van bemiddeling, met inbegrip van de definitie van bemiddeling, de opleiding die vereist is om bemiddelaar te worden in Oostenrijk, en de rechten en plichten van geregistreerde bemiddelaars.

De Oostenrijkse rechtbanken hebben een beperkte beheersrol met betrekking tot ADR-procedures en de bijstand van de rechtbanken aan ADR komt meestal tot uiting in de informele aanmoediging door de rechtbanken van de partijen om eerst de mogelijkheden voor een schikking te onderzoeken of zich tot bemiddelaars te wenden. Dit is echter geenszins verplicht en de Oostenrijkse wet kent geen regel die partijen verplicht ADR te overwegen alvorens een arbitrage- of procesprocedure te beginnen.

De tussenkomst van de rechter in arbitrageprocedures is geregeld in de artikelen 577-618 ACCP, die de rechter machtigen voorlopige maatregelen te treffen, bijstand te verlenen bij de benoeming van arbiters, beslissingen tot wraking te herzien, te beslissen over de vroegtijdige beëindiging van het mandaat van een arbiter, voorlopige en bewarende maatregelen ten uitvoer te leggen, rechtshulp te verlenen met betrekking tot gerechtelijke handelingen waartoe het scheidsgerecht niet bevoegd is, te beslissen over een verzoek tot vernietiging van een arbitraal vonnis, het bestaan of niet bestaan van een arbitraal vonnis vast te stellen, en vonnissen te erkennen en ten uitvoer te leggen.

Vermeldenswaard is ook dat bepaalde Oostenrijkse rechtbanken, waaronder de handelsrechtbank van Wenen, bemiddelingsprogramma's aanbieden die de procespartijen de mogelijkheid bieden om te kiezen voor bemiddeling als alternatief voor de gerechtelijke procedure, op voorwaarde dat de rechter van oordeel is dat de zaak baat kan hebben bij bemiddeling.

Arbitrale uitspraken die in Oostenrijk zijn gedaan, hebben overeenkomstig artikel 607 ACCP de kracht van een definitieve rechterlijke uitspraak tussen de partijen. Een arbitrale schikking en een arbitraal vonnis onder overeengekomen voorwaarden hebben een executoriale titel (artikel 1, lid 16, van de Oostenrijkse tenuitvoerleggingswet). Overeenkomstig artikel 611 van de Oostenrijkse wet op de tenuitvoerlegging kunnen echter alleen scheidsrechterlijke uitspraken onder onderling overeengekomen voorwaarden, en niet scheidsrechterlijke schikkingen, worden aangevochten.

Krachtens sectie 433a ACCP kan in elke arrondissementsrechtbank een gerechtelijke schikking worden bereikt op basis van de inhoud van een schriftelijke bemiddelings-/mediationovereenkomst. Als zodanig is een door de partijen via mediation bereikte schriftelijke schikkingsovereenkomst uitvoerbaar.

Het Weens Internationaal Arbitraal Centrum (VIAC) is de belangrijkste instelling in Oostenrijk en beheert binnenlandse en internationale arbitrage- en bemiddelingsprocedures. Het VIAC biedt regels voor arbitrage (Vienna Rules) en bemiddeling (Vienna Mediation Rules) en heeft met ingang van 1 juli 2021 regels vastgesteld inzake arbitrage en bemiddeling in investeringszaken. Bevoegde arbiters worden door de partijen zelf of door het bestuur van de VIAC gekozen uit een lijst van arbiters en bemiddelaars die op de website van de VIAC staat.

Oostenrijk is een populaire bestemming geworden op het gebied van internationale geschillenbeslechting. Naast de VIAC zijn andere arbitrage-instellingen in Oostenrijk het Hof van Arbitrage van de Weense Warenbeurs en het Hof van Arbitrage van Salzburg. Oostenrijk is ook de gastheer van de jaarlijkse Willem C. Vis International Commercial Arbitration Moot Competition, de grootste pleitwedstrijd ter wereld op dit gebied.

Artikel 6, lid 1.8, van de Weense Regels voorziet in drie categorieën van arbitrale vonnissen: tussentijds, gedeeltelijk, en definitief. Uitspraken zijn definitief en bindend voor de partijen.

Bovendien bepalen de Weense regels uitdrukkelijk dat indien de bij een arbitrage betrokken partijen een schikking treffen terwijl de procedure nog hangende is, het scheidsgerecht op verzoek van de partijen een arbitrale schikking kan vastleggen en/of een arbitraal vonnis kan wijzen (artikel 37 van de Weense regels). Een dergelijk vonnis onder onderling akkoord heeft dezelfde juridische kwalificaties als een eindvonnis over de grond van de zaak.

Zodra de uitspraak is gedaan, wordt het scheidsgerecht functus officio hetgeen inhoudt dat het vonnis niet door het scheidsgerecht mag worden gewijzigd. Volgens het VIAC-reglement kunnen de partijen het scheidsgerecht echter verzoeken om correcties van fouten in het vonnis, een daarmee verband houdende toelichting, of een aanvullend vonnis over vorderingen die in de arbitrage naar voren zijn gebracht, maar die niet in de vonnissen zijn beslecht. Het scheidsgerecht beslist over een dergelijk verzoek. Intussen kan het scheidsgerecht dergelijke correcties of aanvullingen op het vonnis ambtshalve uitvaardigen binnen vier weken na de datum van het vonnis.

Een verduidelijking en een verbetering maken deel uit van het oorspronkelijke vonnis en hebben geen invloed op het verstrijken van de termijn om het vonnis te betwisten en kunnen niet in een afzonderlijke procedure worden vernietigd. Een aanvullend vonnis is echter een nieuw, afzonderlijk vonnis. Het kan dus in een afzonderlijke procedure worden vernietigd en de termijn om het te betwisten begint te lopen vanaf de ontvangst van het vonnis door de partij die om de vernietiging verzoekt.

De erkenning en tenuitvoerlegging van scheidsrechterlijke uitspraken worden geregeld door de Oostenrijkse tenuitvoerleggingswet en specifieke bepalingen van de ACCP. Binnenlandse arbitrale vonnissen vormen op zichzelf executoriale titels en hoeven dus niet vooraf te worden erkend. Internationale arbitrale vonnissen moeten echter wel een erkenningsprocedure doorlopen om in Oostenrijk de status van executoriale titel te verkrijgen. Gedeeltelijke en voorlopige vonnissen zijn eveneens uitvoerbaar in Oostenrijk.

De regels inzake het aanvechten van arbitrale vonnissen zijn vastgelegd in de Oostenrijkse arbitragewet van 2013 (art. 577-618 ACCP). Volgens artikel 611, lid 4, ACCP bedraagt de termijn voor een vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis drie maanden, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van het vonnis. Een dergelijke vordering is onderworpen aan het toezicht van het Oostenrijkse Hooggerechtshof, dat als eerste en laatste instantie optreedt - behalve in arbitrages op het gebied van consumenten- en arbeidsrecht.

Bovengenoemde wettelijke regelingen zijn ondergeschikt aan het internationale recht. In geval van strijdigheid tussen de nationale regels en de regels die voortvloeien uit de talrijke bilaterale en multilaterale verdragen die Oostenrijk heeft geratificeerd en die de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken regelen, hebben de normen van internationaal recht voorrang. Met name het Verdrag van New York heeft, indien van toepassing, voorrang boven de meeste nationale bepalingen.