De behandeling van buitenlandse partijen in het Oostenrijkse burgerlijk procesrecht: het stellen van zekerheid voor de proceskosten
Auteur: Rouzbeh Moradi
Het Oostenrijkse wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung, hierna: "ZPO") regelt de kosten van civiele procedures in Oostenrijk. Als algemene regel betalen de partijen bij een geschil de kosten die zij voor hun betrokkenheid bij de procedure hebben gemaakt, en in beginsel krijgt de winnende partij uiteindelijk haar kosten toegewezen.
Voor de winnende partij die een beslissing over de kosten ten uitvoer wil leggen tegen een buitenlandse partij (d.w.z. een partij die niet de Oostenrijkse nationaliteit bezit of haar gewone verblijfplaats buiten Oostenrijk heeft), kan dit moeilijk zijn indien de buitenlandse partij in Oostenrijk geen vermogensbestanddelen bezit waaraan de beslissing over de kosten ten uitvoer kan worden gelegd.1 De winnende partij zou dus de tenuitvoerlegging van de beslissing van een Oostenrijkse rechterlijke instantie in het buitenland moeten vragen, wat tot verdere moeilijkheden zou kunnen leiden.
Om ervoor te zorgen dat de proceskosten kunnen worden gevorderd door de in het gelijk gestelde partij, bepaalt § 57, lid 1, ZPO dat indien een buitenlandse partij bij een geschil als eiser voor een Oostenrijkse rechtbank verschijnt met een vordering die voortvloeit uit of verband houdt met de bepalingen van de ZPO, de buitenlandse eiser verplicht is - op verzoek van de verweerder - de verweerder een zekerheid te stellen voor de proceskosten. Met deze bepaling wordt beoogd de afdwingbaarheid van een eventuele vordering betreffende de kosten te verzekeren.
In dit verband bepaalt § 60, lid 2, ZPO het bedrag van de te stellen zekerheid op basis van de kosten die de verweerder in de loop van de procedure redelijkerwijs zal moeten maken; de verweerder dient zijn kosten te rechtvaardigen. Dergelijke kosten kunnen advocaat- en gerechtskosten, kosten van deskundigen en alle andere kosten die in de loop van de procedure ontstaan, omvatten. Er zij evenwel op gewezen dat kosten die voortvloeien uit eventuele tegenvorderingen niet in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van het bedrag van de zekerheid voor de kosten.
Commentaar
In theorie dienen de bovenstaande bepalingen om een zekere mate van stabiliteit en verantwoordelijkheid te bieden voor de kosten van gerechtelijke procedures in Oostenrijk. In de praktijk, en afhankelijk van de aard van een geschil, kan de te stellen zekerheid een zware last vormen voor de buitenlandse eiser en aldus daadwerkelijk een belemmering vormen voor de toegang tot de rechter in Oostenrijk, waardoor een buitenlandse eiser voor de Oostenrijkse rechter wordt benadeeld.
Om dit te verhelpen, voorziet § 57, lid 2, ZPO in bepaalde uitzonderingen die een buitenlandse eiser vrijstellen van elke verplichting om een zekerheid voor de kosten te stellen. Kortom, een buitenlandse eiser is niet verplicht een zekerheid voor de kosten te stellen indien (i) de eiser zijn gewone verblijfplaats in Oostenrijk heeft (§ 57, lid 2, punt 1, ZPO); (ii) de beslissing van de Oostenrijkse rechter over de kosten uitvoerbaar is in de staat van verblijf van de buitenlandse eiser (§ 57, lid 2, punt 1a, ZPO); (iii) de buitenlandse eiser over voldoende onroerende goederen in Oostenrijk beschikt (§ 57, lid 2, punt 2, ZPO); en (iv) het voorwerp van de vordering van huwelijkse aard is (§ 57, lid 2, punt 3, ZPO).
De in § 57, lid 2, punt 1 bis, neergelegde uitzondering op het stellen van een zekerheid voor de proceskosten waarborgt dat buitenlandse eisers - op grond van de bestaande wetgeving en gerechtelijke procedures - op het gebied van de proceskosten binnen het Oostenrijkse rechtsstelsel op gelijke voet staan met hun Oostenrijkse tegenhangers.
In dit verband moet een Oostenrijkse rechterlijke instantie waarbij overeenkomstig § 57, lid 2, punt 1a, ZPO een verzoek van een buitenlandse eiser aanhangig is gemaakt, de uitvoerbaarheid van een beslissing over de kosten beoordelen overeenkomstig het recht van de staat waar de buitenlandse eiser zijn gewone verblijfplaats heeft.
Het Oostenrijkse Hooggerechtshof heeft in zijn arrest van 2001 (OGH Rkv 1/01) - op basis van een eerder arrest van 1997 (1 Ob 63/97i) - de algemene overwegingen uiteengezet die moeten worden beoordeeld bij het bepalen van de toepasselijkheid van § 57, lid 2, onder 1a), ZPO. Het Hof oordeelde dat de nationale tenuitvoerleggingswetgeving en de overeenkomstige bepalingen van internationale verdragen, met inbegrip van het tenuitvoerleggingsgedrag van de staat (Verhalten des anderen Staats) waar de buitenlandse eiser zijn gewone verblijfplaats heeft, doorslaggevend zijn bij de beoordeling van de toepasselijkheid van § 57, lid 2, onder 1a), ZPO2. Kortom, de buitenlandse eiser die krachtens § 57, lid 2, punt 1 bis, om vrijstelling verzoekt, moet kunnen aantonen dat een beslissing van een Oostenrijks gerecht uitvoerbaar zou zijn in de plaats waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft.
Conclusie
Het Oostenrijkse Wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorziet in een kader voor de behandeling van proceskosten binnen het Oostenrijkse rechtsstelsel. Als algemene regel geldt dat de in het gelijk gestelde partij de proceskosten krijgt toegewezen. In antwoord op een vordering van een buitenlandse eiser kan de verweerder verlangen dat de buitenlandse eiser een zekerheid voor de proceskosten stelt die de proceskosten van de verweerder weergeeft. Een ruime uitzondering op deze regel is te vinden in § 57, lid 2, punt 1a, ZPO voor beslissingen over de kosten die uitvoerbaar zouden zijn in de plaats waar de buitenlandse eiser zijn gewone verblijfplaats heeft. In dit verband rust de bewijslast op de buitenlandse eiser om de uitzondering aan te vragen door aan te tonen dat de beslissing van de Oostenrijkse gerechten uitvoerbaar is in zijn gewone verblijfplaats. Deze bepaling zorgt onder meer voor een zekere mate van billijkheid en gelijkheid in de behandeling van buitenlandse partijen in het Oostenrijkse rechtsstelsel.
1Voor een meer gedetailleerde beoordeling van de definitie van wat een buitenlandse partij in de zin van het Oostenrijkse Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is, zie bijvoorbeeld: Legal Aspects Regarding Foreign Parties in Austrian Civil Courts door Walter H. Rechberger, in "The Culture of Judicial Independence in a Globalised World", onder redactie van Shimon Shetreet, Wayne McCormack. Brill Nijhoff, 2016, p. 263-4.
2Op deze overwegingen van het Hooggerechtshof heeft het Oberlandesgericht Linz zich recentelijk gebaseerd in zijn arrest van januari 2020 (2 R 186/19t).