logoIlo

Regels voor de vergoeding van de kosten en de openbare orde

Auteur: Klaus Oblin

Achtergrond

Volgens de jurisprudentie van het Hooggerechtshof,(1) de exceptie van schending van de openbare orde kan er niet toe leiden dat de in den vreemde gegeven beslissing wordt beoordeeld op basis van de daaraan ten grondslag liggende feiten of de toepassing van het recht, aangezien een toetsing ten gronde niet is toegestaan (in strijd met de clausule van artikel 6 van de Overeenkomst tussen Oostenrijk en Liechtenstein betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, scheidsrechterlijke uitspraken, minnelijke schikkingen en openbare documenten).(2)

Gebruik van bezwaren

Veel rechtsgeleerden zijn van mening dat van de uitzondering slechts spaarzaam gebruik mag worden gemaakt om onevenredig nadelige gevolgen voor de internationale overeenstemming van beslissingen te voorkomen. Bovendien kan de exceptie slechts worden gebruikt indien de buitenlandse titel berust op een rechtsoverweging die volledig onverenigbaar is met de nationale rechtsorde. Niet alle afwijkingen van het Oostenrijkse procesrecht maken de tenuitvoerlegging van een buitenlandse titel echter onverenigbaar met de rechtsorde. Of er sprake is van een schending van de openbare orde zal worden bepaald op basis van alle feiten van elk individueel geval.

Toepasselijkheid op rechtsbijstand

§ 72, lid 3, van het Reglement voor de burgerlijke rechtsvordering (volgens hetwelk in rechtsbijstandzaken geen kostenvergoeding wordt toegekend) is in 2004 in Oostenrijk ingevoerd. Tot dan toe was het gebruikelijk dat de partij wier klacht tegen de toekenning van rechtsbijstand slaagde, een vergoeding van haar proceskosten kreeg.

Derhalve is een buitenlandse wet die de vergoeding van kosten in rechtsbijstandzaken toestaat, niet in strijd met de openbare orde.

Voorts zijn de regels inzake burgerlijk procesrecht in Liechtenstein die betrekking hebben op de vergoeding van kosten in rechtsbijstandzaken, niet in strijd met de openbare orde.

Eindnoten

(1) Zaak 3 Ob 46/13f, van 21 augustus 2013.

(2) Federaal Advocatenblad (114/1975).