logo

Arbitrage investeringsverdrag 2022

Auteur: Milos Ivkovic

Achtergrond

Buitenlandse investeringen

1. Wat is de heersende houding ten opzichte van buitenlandse investeringen?

Het Bondsministerie van Digitale en Economische Zaken heeft in een algemene verklaring, die geen verband houdt met een specifiek investeringsgeschil, aangegeven dat de regering openstaat voor bindende internationale arbitrage als een passend alternatief voor nationale rechtbanken bij geschillenbeslechting in het kader van de toepasselijke bilaterale investeringsverdragen (BIT's).

Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is op 1 december 2009 in werking getreden en heeft de bevoegdheid van de Europese Unie op het gebied van directe investeringen vastgelegd. Op basis van de overgedragen bevoegdheid hebben het Europees Parlement en de Europese Raad Verordening 1219/2012 vastgesteld, op grond waarvan bestaande BIT's geldig blijven, mits de Europese Commissie daarvoor toestemming geeft na "de beoordeling of een of meer bepalingen daarvan een ernstige belemmering vormen voor onderhandelingen over of de sluiting van bilaterale investeringsovereenkomsten door de Unie met derde landen" (Verordening 1219/2012, artikel 5). De Europese Commissie heeft voorts inbreukprocedures ingeleid met betrekking tot 12 intra-EU BIT's (bilaterale investeringsovereenkomsten tussen EU-lidstaten) die door Oostenrijk zijn ondertekend en geratificeerd.

Niettegenstaande het voorgaande heeft Oostenrijk de Verklaring van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten over de rechtsgevolgen van het arrest van het Hof van Justitie in Achmea en over de bescherming van investeringen in de Europese Unie, van 15 januari 2019 (de Verklaring) ondertekend. Op grond van de Verklaring:

  • "alle arbitrageclausules van investeerders-staten in tussen lidstaten gesloten bilaterale investeringsovereenkomsten zijn in strijd met het EU-recht en dus niet toepasselijk";
  • deze arbitrageclausules "geen gevolgen hebben, ook niet wat betreft bepalingen die voorzien in een verlengde bescherming van investeringen die vóór de beëindiging van de overeenkomst zijn gedaan gedurende een langere periode (zogeheten sunset- of grandfather-clausules)"; en
  • een scheidsgerecht dat is ingesteld op basis van een arbitragebeding tussen een investeerder en een staat, is onbevoegd bij gebreke van een geldig aanbod tot arbitrage door de lidstaat die partij is bij het onderliggende BIT.

Oostenrijk had zich er aanvankelijk samen met andere ondertekenende staten toe verbonden "alle tussen (EU-lidstaten) gesloten bilaterale investeringsovereenkomsten te beëindigen door middel van een multilateraal verdrag, of, indien zulks wederzijds als passender wordt erkend, bilateraal" tegen 6 december 2019. Niettegenstaande het gestelde, heeft Oostenrijk geweigerd zich aan te sluiten bij 23 EU-lidstaten voor de ondertekening van de Overeenkomst inzake de beëindiging van bilaterale investeringsovereenkomsten tussen de lidstaten van de Europese Unie (de Overeenkomst). Een dergelijk besluit is echt welkom, omdat het tegemoet komt aan de gegronde vrees dat de beëindiging van intra-EU BIT's door middel van de Overeenkomst wel eens onverenigbaar zou kunnen zijn met het internationaal publiekrecht.

2. Wat zijn de belangrijkste sectoren voor buitenlandse investeringen in de staat?

Volgens de officiële gegevensbank van de Oostenrijkse nationale bank (OeNB) zijn de belangrijkste sectoren van inkomende directe investeringen (d.w.z. investeringen van buitenlandse investeerders in Oostenrijk): vrije beroepen en wetenschappelijke en technische diensten; financiële intermediairs; handel; en chemische producten, aardolieproducten en farmaceutische producten. Op de website van de OeNB is een uitgebreide uitsplitsing naar de respectieve sectoren beschikbaar.

3. 3. Is er sprake van een netto-instroom of -uitstroom van directe buitenlandse investeringen?

Wanneer de inkomende directe investeringen worden vergeleken met de uitgaande directe investeringen (d.w.z. de investeringen van Oostenrijkse investeerders in het buitenland), kan een algemene netto-uitstroom van buitenlandse directe investeringen worden vastgesteld (vergelijk de gegevens van de OeNB over de inkomende directe investeringen naar bedrijfstak 2008 met de uitgaande directe investeringen naar bedrijfstak 2008). Niettemin kan er sprake zijn van een aanzienlijke netto-instroom in bepaalde bedrijfstakken, zoals in de sector vrije beroepen en wetenschappelijke en technische diensten.

Wetgeving inzake investeringsovereenkomsten

4. Beschrijf de nationale wetgeving inzake investeringsovereenkomsten met de staat of entiteiten in staatseigendom.

Oostenrijk heeft geen specifieke wet op buitenlandse investeringen. Een formele toelating van een buitenlandse investering is doorgaans niet vereist. Sommige niet-discriminerende nationale en EU-maatregelen kunnen echter van toepassing worden (bv. bij de verwerving van onroerend goed, antitrust, de energiesector, openbare veiligheid en orde).

Internationale wettelijke verplichtingen

Investeringsverdragen

5. Noem de bilaterale of multilaterale investeringsverdragen waarbij de staat partij is, en geef beknopte gegevens daarover; geef ook aan of zij van kracht zijn.

Oostenrijk heeft 69 bilaterale investeringsverdragen (BIT's) ondertekend en geratificeerd, waarvan er 60 van kracht zijn:

  • Albanië;
  • Algerije;
  • Argentinië;
  • Armenië;
  • Azerbeidzjan;
  • Bangladesh;
  • Wit-Rusland;
  • Belize;
  • Bosnië en Herzegovina;
  • Bulgarije;
  • Chili;
  • China;
  • Kroatië;
  • Cuba;
  • de Tsjechische Republiek;
  • Egypte;
  • Estland;
  • Ethiopië;
  • Georgia;
  • Guatemala;
  • Hong Kong;
  • Hongarije;
  • Iran;
  • Jordanië;
  • Kazachstan;
  • Kosovo;
  • Koeweit;
  • Kyrgyzstan;
  • Letland;
  • Lebaon;
  • Libië;
  • Litouwen;
  • Macedonië;
  • Maleisië;
  • Malta;
  • Mexico;
  • Moldavië;
  • Mongolië;
  • Montenegro;
  • Marokko;
  • Namibië;
  • Oman;
  • Paraguay;
  • de Filippijnen;
  • Polen;
  • Roemenië;
  • Rusland;
  • Saoedi-Arabië;
  • Servië;
  • Slowakije;
  • Slovenië;
  • Zuid-Korea;
  • Tadzjikistan;
  • Tunesië;
  • Turkije;
  • Oekraïne;
  • de Verenigde Arabische Emiraten;
  • Oezbekistan;
  • Vietnam; en
  • Jemen.

Er zijn verschillende handelsovereenkomsten en verdragen met investeringsbepalingen van kracht met betrekking tot Oostenrijk in zijn hoedanigheid van EU-lidstaat. De BIT's met Zimbabwe (2000), Cambodja (2004) en Nigeria (2013) zijn nog niet in werking getreden.

Oostenrijk heeft het Verdrag inzake het Energiehandvest in 1994 ondertekend, gevolgd door een formele ratificatie in 1997.

De belangrijkste overeenkomst die nog in de nationale parlementen van de EU-lidstaten moet worden geratificeerd, is de uitgebreide economische en handelsovereenkomst tussen de EU en Canada (CETA), die sinds 21 september 2017 voorlopig van kracht is. Het Europees Hof van Justitie heeft het in CETA vervatte mechanisme voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten verenigbaar met het EU-recht verklaard (Advies 1/17 (CETA), EU:C:2019:341).

6. Vermeld, indien van toepassing, of de bilaterale of multilaterale investeringsverdragen waarbij de staat partij is, ook betrekking hebben op overzeese gebiedsdelen.

Niet van toepassing.

7. 7. Heeft de staat aanvullende protocollen die van invloed zijn op bilaterale of multilaterale investeringsverdragen waarbij hij partij is, gewijzigd of gesloten?

Een voorbeeld van diplomatieke nota's die zijn uitgewisseld om de beoogde betekenis van een BIT vast te stellen, is als PDF beschikbaar op de website van het juridisch informatiesysteem van de Republiek Oostenrijk.

8. 8. Heeft de staat eenzijdig een bilateraal of multilateraal investeringsverdrag opgezegd waarbij hij partij is?

Oostenrijk heeft nog geen enkele BIT eenzijdig opgezegd.

Benadrukt moet echter worden dat de definitieve gevolgen van de overdracht van bevoegdheden inzake directe investeringen aan de EU nog moeten worden vastgesteld.

9. 9. Heeft de staat meerdere bilaterale of multilaterale investeringsverdragen gesloten met een overlappend lidmaatschap?

Oostenrijk heeft 69 BIT's ondertekend en geratificeerd, waarvan er 60 van kracht zijn. Oostenrijk is ook partij geworden bij een aantal multilaterale verdragen met investeringsbeschermingsclausules.

ICSID-verdrag

10. 10. Is de staat partij bij het ICSID-verdrag?

Het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen staten en onderdanen van andere staten is op 25 mei 1971 bekrachtigd en is ten aanzien van Oostenrijk op 24 juni 1971 in werking getreden.

Verdrag van Mauritius

11. 11. Is de staat partij bij het VN-Verdrag inzake de transparantie bij de arbitrage tussen investeerders en staten in het kader van verdragen (Verdrag van Mauritius)?

Oostenrijk is geen partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake transparantie bij op verdragen gebaseerde arbitrage tussen investeerders en staten.

Investeringsverdrag programma

12. 12. Heeft de staat een programma voor een investeringsverdrag?

Ja.

Regulering van inkomende buitenlandse investeringen

Overheidsprogramma's ter bevordering van investeringen

13. 13. Heeft de staat een programma ter bevordering van buitenlandse investeringen?

Het Bondsministerie voor Digitale en Economische Zaken en het Ministerie voor Europa, Integratie en Buitenlandse Zaken ondersteunen gezamenlijk de Oostenrijkse programma's ter bevordering van investeringen.

Het Bondsministerie voor Digitale en Economische Zaken is hoofdzakelijk belast met de economische ondersteuning van buitenlandse investeringen, en publiceert een uitgebreid overzicht van alle steun die beschikbaar is voor buitenlandse investeerders.

Het ministerie van Europese en Internationale Zaken en de Oostenrijkse diplomatieke missies blijven verantwoordelijk voor de bescherming van investeringen, waarbij zij zich ertoe verbinden de toepasselijke bilaterale investeringsverdragen (BIT's) te doen naleven en te zorgen voor exportcontrole. Een overzicht van de verantwoordelijkheden van het ministerie van Europese en Internationale Zaken is online beschikbaar.

Toepasselijke nationale wetten

14. 14. Identificeer de binnenlandse wetgeving die van toepassing is op buitenlandse investeerders en buitenlandse investeringen, met inbegrip van eventuele vereisten voor de toelating of registratie van investeringen.

Oostenrijk staat open voor buitenlandse investeringen en daarom kunnen sommige niet-discriminerende nationale en EU-maatregelen van toepassing worden (bv. bij de verwerving van onroerend goed, antitrust, de energiesector, openbare veiligheid en orde, enz.) Bovendien moet volgens de Oostenrijkse wet op de buitenlandse handel (AußWG) een goedkeuring van de minister van Economische Zaken worden verkregen voor een "verwerving door een natuurlijke persoon die geen burger van de Europese Unie, van de Europese Economische Ruimte (EER) of van Zwitserland is, of door een rechtspersoon of vennootschap die in een niet-EU-land buiten de EER of Zwitserland is gevestigd", indien de investeerder voornemens is een zeggenschapspositie te verwerven of anderszins te verwerven in sectoren die van specifiek belang zijn voor de Republiek Oostenrijk, zoals omschreven in artikel 25, onder a), punt 2, AußWG.

Relevante regelgevende instantie

15. 15. Identificeer het staatsagentschap dat de inkomende buitenlandse investeringen regelt en bevordert.

Het Bondsministerie voor Digitale en Economische Zaken en het Ministerie voor Europese en Internationale Zaken ondersteunen gezamenlijk de Oostenrijkse programma's ter bevordering van investeringen.

Het Bondsministerie voor Digitale en Economische Zaken is hoofdzakelijk belast met de economische ondersteuning van buitenlandse investeringen, en publiceert een uitgebreid overzicht van alle steun die beschikbaar is voor buitenlandse investeerders.

Het ministerie van Europese en Internationale Zaken en de Oostenrijkse diplomatieke vertegenwoordigingen blijven verantwoordelijk voor de bescherming van investeringen, waarbij zij zich ertoe verbinden de toepasselijke BIT's te doen naleven en toe te zien op de uitvoercontrole. Een overzicht van de verantwoordelijkheden van het ministerie van Europese en Internationale Zaken is online beschikbaar.

Relevante geschillenbeslechting

16. 16. Identificeer het staatsagentschap dat moet worden gediend met het proces in een geschil met een buitenlandse investeerder.

Bij gebreke van een rechtstreekse bepaling over punten in de door Oostenrijk gesloten investeringsverdragen, moet een investeerder het geschil voorleggen aan het ministerie van Europese en Internationale Zaken.

Praktijk van investeringsverdragen

Model BIT

17. 18. Heeft de staat een model BIT?

Oostenrijk beschikt over een in 2008 aangenomen model van een bilateraal investeringsverdrag (BIT). Het is echter van cruciaal belang om eraan te herinneren dat het grootste aantal door Oostenrijk ondertekende en geratificeerde BIT's dateert van vóór de nieuwste versie van het model BIT. Een beoordeling van het effect dat het meest recente model BIT in de toekomst kan hebben, is dan ook moeilijk.

Een vergelijkbare analyse van BIT's die na de invoering van het Oostenrijkse model BIT zijn gesloten, laat een gebrek aan uniformiteit zien. Enerzijds waren de investeringsverdragen met Tadzjikistan en Kosovo strikt opgesteld volgens de lijnen van het model-BIT. Daarentegen zijn in overeenkomsten van dezelfde aard met Kirgizstan en Kazachstan op een aantal belangrijke punten wijzigingen aangebracht in het model-BIT.

Voorts worden bepalingen inzake de bescherming van investeringen steeds vaker opgenomen in handelsovereenkomsten van de EU met derde landen, waardoor het beoogde doel van het model-BIT wordt beperkt.

Wat de inhoud van het model-BIT betreft, heeft Oostenrijk zeker een beknopt, functioneel en geavanceerd platform gepresenteerd voor een succesvolle bescherming van buitenlandse investeringen. De belangrijkste bepalingen zorgen voor:

  • gelijke behandeling van buitenlandse investeerders in vergelijking met nationale investeerders of investeerders uit derde landen;
  • verplichting tot eerlijke behandeling volgens de normen van het internationaal recht (nauw gereglementeerde onteigening, betalingen in het kader van een investering moeten zonder beperkingen worden verricht, enz.
  • effectieve geschillenbeslechting in het bijzijn van:
    • nationale rechtbanken;
    • het Internationaal Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen (ICSID);
    • een enkele arbiter of een ad hoc-arbitragehof dat is opgericht overeenkomstig het arbitragereglement van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (UNCITRAL); en
    • een enkele arbiter of een ad hoc-tribunaal volgens het Arbitragereglement van de Internationale Kamer van Koophandel (ICC).

Verdere eigenaardigheden van het model-BIT zijn onder meer een karakteristieke definitie van de begrippen "investeerder" en "investering", alsmede een tamelijk verstrekkende parapluclausule.

Voorbereidende materialen

18. Beschikt de staat over een centrale opslagplaats voor voorbereidend materiaal voor verdragen? Is dit materiaal openbaar beschikbaar?

Alle beschikbare ondersteunende documentatie bij elk internationaal verdrag dat door het parlement van de Republiek Oostenrijk is geratificeerd, is online toegankelijk. Het Bondsministerie van Digitale en Economische Zaken stelt Duitse versies van geratificeerde BIT's met begeleidende instrumenten beschikbaar op zijn website voor inzage en openbaar onderzoek. Versies die in het Engels en in andere talen zijn vertaald, zijn, indien van toepassing, ook online beschikbaar.

Reikwijdte en dekking

19. 19. Wat is het typische toepassingsgebied van investeringsverdragen?

Kwalificaties van investeerders

De door Oostenrijk gesloten investeringsverdragen bevatten, niet altijd in dezelfde mate, een aantal juridische kwalificaties waaraan een buitenlandse investeerder moet voldoen om wezenlijke bescherming te genieten. Hoewel zowel natuurlijke personen als rechtspersonen (d.w.z. ondernemingen) in het algemeen als "investeerders" kunnen worden aangemerkt, omvatten de aanvullende vereisten onder meer

Voornaamste plaats van oprichting of vestiging

Artikel 1(3) model BIT definieert onderneming onder andere als "opgericht of georganiseerd volgens het toepasselijke recht van een overeenkomstsluitende partij". Het zetelvereiste wordt uitdrukkelijk gesteld in meerdere gesloten BIT's (b.v. artikel 1(2) Oostenrijk-Wit-Rusland BIT; artikel 1(2)(b) Oostenrijk-Argentinië BIT; etc). Het beginsel van de plaats van vestiging kan in sommige gevallen worden vervangen door het aantonen van een (pre)dominerende invloed op de investeerder door een entiteit van een van de verdragsluitende partijen (b.v. artikel 1(2)(c), Oostenrijk-Egypte BIT; artikel I(2), Oostenrijk-Koeweit BIT; etc).

Het verrichten van substantiële bedrijfsactiviteiten

Artikel 1, lid 3, van het model-BIT bepaalt verder dat de onderneming "substantive business [in de staat van ontvangst]" moet uitoefenen. In overeenstemming met het voorgaande wordt in een aantal BITs de verplichting van "genuine business activities" genoemd (b.v. artikel 1(2)(b), BIT Oostenrijk-Chili).

Inconsistente kwalificaties afhankelijk van de contractsluitende partij

In een aanzienlijk aantal BIT's worden de eisen die aan de definitie van "investeerder" worden gesteld, voor elke verdragsluitende partij afzonderlijk gedefinieerd (b.v. artikel I, lid 2, BIT Oostenrijk-Koeweit).

Ontzegging van uitkeringen

In overeenstemming met het model BIT wordt in een aantal gesloten BITs uitdrukkelijk bescherming geweigerd in de gevallen waarin niet aan de bovengenoemde vereisten is voldaan. Het voornaamste voorbeeld van een dergelijke bepaling is te vinden in artikel 10 van het BIT tussen Oostenrijk en Oezbekistan, dat als volgt luidt

Een] Overeenkomstsluitende Partij kan de voordelen van deze Overeenkomst weigeren aan een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij en aan zijn investeringen, indien investeerders van een niet- Overeenkomstsluitende Partij eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de eerstgenoemde investeerder en die investeerder geen substantiële bedrijfsactiviteit heeft op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij krachtens het recht waarvan hij is opgericht of georganiseerd.

Definiëren van 'investering'
Beschermde "investeringen" in de zin van het model-BIT omvatten alle activa die "eigendom zijn van of direct of indirect gecontroleerd worden door" de beschermde investeerder. Deze weliswaar ruime definitie wordt enigszins beperkt door bijkomende overwegingen die door de toepasselijke BITs worden opgelegd:

Onderscheid tussen directe en indirecte investeringen
Hoewel het overheersende aantal door Oostenrijk gesloten investeringsverdragen bescherming in beide gevallen goedkeurt, gaan sommige niet zo ver dat bescherming wordt verleend aan indirecte investeringen of investeringen zonder winstoogmerk (b.v. artikel 1, lid 1, BIT Oostenrijk-Iran).

Territoriaal vereiste en wettigheid
Investeringen zijn in het algemeen beschermd indien zij worden gedaan op het grondgebied van een verdragsluitende partij en in overeenstemming met de wetten en voorschriften van die partij (b.v. artikel 1, lid 3, BIT Oostenrijk-Maleisië).

Vragen over dekking met terugwerkende kracht
Een aanzienlijke meerderheid van de door Oostenrijk gesloten investeringsverdragen verleent bescherming aan investeringen die vanaf een bepaalde datum zijn gedaan (b.v. artikel 9, BIT Oostenrijk-Rusland), of maakt geen onderscheid bij het verlenen van bescherming aan investeringen die vóór en na de datum van inwerkingtreding van het verdrag zijn gedaan (b.v. artikel 24, BIT Oostenrijk-Cuba).

Bescherming

20. 20. Welke inhoudelijke bescherming is er typisch beschikbaar?

De door Oostenrijk gesloten investeringsverdragen voorzien in het algemeen in de volgende bescherming, behoudens zeldzame uitzonderlijke beperkingen:

  • eerlijke en billijke behandeling;
  • onteigening (directe en indirecte) bescherming;
  • meest begunstigde natie bescherming;
  • non-discriminatie en bescherming tegen nationale behandeling;
  • volledige bescherming en veiligheid; en
  • een paraplu clausule.

Geschillenbeslechting

21. Wat zijn de meest gebruikte opties voor geschillenbeslechting bij investeringsgeschillen tussen buitenlandse investeerders en uw staat?

De Oostenrijkse BIT's voorzien meestal in een institutionele arbitrage van het ICSID of in een ad hoc procedure van UNCITRAL als forum voor de beslechting van geschillen die uit het respectieve BIT voortvloeien. In tegenstelling tot het eerstgenoemde voorzien sommige BITs in een aanvullende mogelijkheid van arbitrage volgens de regels van de Kamer van Koophandel van Stockholm (bv. artikel 7, Oostenrijk-Rusland BIT) of de ICC-regels (bv. artikel 11, Oostenrijk-Cuba BIT).

Vertrouwelijkheid

22. 22. Heeft de staat een vaste praktijk om bij investeringsarbitrage vertrouwelijkheid te eisen?

Oostenrijk is slechts bij één arbitrage tussen investeerders en staten betrokken geweest: BV Belegging-Maatschappij "Far East" tegen Republiek Oostenrijk (ICSID-zaak nr. ARB/15/32).

Verzekering

23. 23. Heeft de staat een beleggingsverzekeringsagentschap of -programma?

Oostenrijkse investeerders kunnen een verzekering aanvragen voor investeringen in ontwikkelingslanden in het kader van het Verdrag tot oprichting van het Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties. Oostenrijk werd in 1997 een van de 25 geïndustrialiseerde landen die lid zijn van deze wet.

Oostenrijkse beleggers kunnen voorts een aanvraag indienen om buitenlandse beleggingen tegen politieke risico's te dekken. De door de Oesterreichische Kontrollbank AG (OeKB) verstrekte "G4-garantie" is in het algemeen bedoeld voor markten buiten de EU en buiten de OESO. Een overzicht van deze diensten is beschikbaar op de website van de OeKB.

Beleggingsarbitrage geschiedenis

Aantal arbitrages

24. 24. In hoeveel bekende investeringsverdragsarbitrages is de staat betrokken geweest?

Op het moment van schrijven was Oostenrijk actief betrokken bij één publiek bekende arbitrageprocedure tussen investeerders en staten: BV Belegging-Maatschappij "Far East" tegen Republiek Oostenrijk (ICSID-zaak nr. ARB/15/32). De procedure werd in juli 2015 ingeleid op grond van het bilaterale investeringsverdrag dat Oostenrijk in 2002 met Malta had gesloten (van kracht sinds maart 2004). De bewegende investeerder beweerde daarbij dat Oostenrijk:

  • willekeurige, onredelijke of discriminerende maatregelen op te leggen;
  • geweigerd om volledige bescherming en veiligheid te bieden;
  • de toepasselijke verboden van directe en indirecte onteigening heeft geschonden; en
  • ontkend eerlijke en rechtvaardige behandeling.

Het scheidsgerecht heeft de vorderingen in oktober 2017 om bevoegdheidsredenen afgewezen.

Industrieën en sectoren

25. 25. Hebben de investeringsarbitrages waarbij de staat betrokken is, meestal betrekking op specifieke industrieën of investeringssectoren?

Oostenrijk is slechts bij één arbitrage tussen investeerders en staten betrokken geweest: BV Belegging-Maatschappij "Far East" tegen Republiek Oostenrijk (ICSID-zaak nr. ARB/15/32).

Selectie van de arbiter

26. 26. Heeft de staat een geschiedenis van het gebruik van standaardmechanismen voor de benoeming van arbitragetribunalen of heeft de staat een geschiedenis van de benoeming van specifieke arbiters?

Oostenrijk is slechts bij één arbitrage tussen investeerders en staten betrokken geweest: BV Belegging-Maatschappij "Far East" tegen Republiek Oostenrijk (ICSID-zaak nr. ARB/15/32).

Defensie

27. 27. Verdedigt de staat zich doorgaans tegen investeringsclaims? Geef details over de interne raadsman van de staat voor investeringsgeschillen.

Oostenrijk is slechts bij één arbitrage tussen investeerders en staten betrokken geweest: BV Belegging-Maatschappij "Far East" tegen Republiek Oostenrijk (ICSID-zaak nr. ARB/15/32).

Tenuitvoerlegging van vonnissen tegen de staat

Afspraken over handhaving

28. 28. Is de staat partij bij internationale overeenkomsten betreffende de tenuitvoerlegging, zoals het VN-Verdrag van 1958 inzake de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken?

Oostenrijk is op 2 mei 1961 partij geworden bij het Verdrag inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken (het Verdrag van New York). Het Verdrag van New York is onbeperkt van toepassing op Oostenrijk, aangezien het oorspronkelijke wederkerigheidsvoorbehoud in 1988 is ingetrokken.

Naleving van de voorschriften voor de toekenning van de prijs

29. 29. Voldoet de staat gewoonlijk vrijwillig aan de tegen hem uitgevaardigde investeringsverdragen?

Oostenrijk is slechts bij één arbitrage tussen investeerders en staten betrokken geweest: BV Belegging-Maatschappij "Far East" tegen Republiek Oostenrijk (ICSID-zaak nr. ARB/15/32).

Ongunstige prijzen

30. 30. Zo neen, gaat de staat in beroep bij zijn nationale rechtbanken of bij de rechtbanken waar de arbitrage is gevoerd tegen ongunstige uitspraken?

Oostenrijk is slechts bij één arbitrage tussen investeerders en staten betrokken geweest: BV Belegging-Maatschappij "Far East" tegen Republiek Oostenrijk (ICSID-zaak nr. ARB/15/32).

Bepalingen die de handhaving belemmeren

31. Geef nadere informatie over eventuele nationale wettelijke bepalingen die de tenuitvoerlegging van vonnissen tegen de staat op zijn grondgebied kunnen belemmeren.

De Oostenrijkse wetgever maakt een duidelijk onderscheid tussen de regels inzake de tenuitvoerlegging van binnenlandse (d.w.z. arbitrale uitspraken die zijn gedaan in arbitrageprocedures met de overeengekomen plaats van arbitrage in Oostenrijk) en buitenlandse (d.w.z. arbitrale uitspraken die zijn gedaan in arbitrageprocedures met de overeengekomen plaats van arbitrage buiten Oostenrijk) arbitrale uitspraken.

In het eerste geval bepaalt artikel 1 van de Oostenrijkse tenuitvoerleggingswet dat binnenlandse vonnissen waartegen geen beroep mogelijk is (met inbegrip van schikkingen) rechtstreeks ten uitvoer kunnen worden gelegd als inherente titels van executoriale aard.

In tegenstelling tot het bovenstaande vereist Titel III van de Oostenrijkse wet inzake tenuitvoerlegging (sectie 403 e.v.) de formele erkenning van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken voorafgaand aan de binnenlandse tenuitvoerlegging, tenzij de uitspraken ten uitvoer moeten worden gelegd zonder voorafgaande afzonderlijke verklaring van uitvoerbaarheid op grond van een toepasselijke internationale overeenkomst (bv. verdragen met een toepasselijke verplichting tot wederkerigheid bij erkenning en tenuitvoerlegging), of een besluit van de Europese Unie.

Volgens artikel IV, lid 1, sub a, van het Verdrag van New York moet een verzoeker die om erkenning van een arbitraal vonnis verzoekt, het originele vonnis (of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan) en de originele arbitrageovereenkomst (of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan) overleggen. Artikel 614, lid 2, van het Oostenrijkse Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (ZPO) legt in dit verband de beslissing over de vraag of de verzoeker wordt verzocht de desbetreffende arbitrageovereenkomst (of een gewaarmerkt afschrift daarvan) over te leggen, bij de discretionaire bevoegdheid van de rechter. Omdat de bevoegde districtsrechtbanken alleen onderzoeken of aan de formele vereisten is voldaan, is de opvatting van het Oostenrijkse Hooggerechtshof hierover meer formalistisch - zij eisen dat wordt onderzocht of de naam van de schuldenaar zoals vermeld in het verzoek om toestemming tot tenuitvoerlegging overeenstemt met de naam die in de arbitrale uitspraak is vermeld.

Naast het genoemde kan een uitspraak onderworpen zijn aan artikel 606 ZPO, dat voorschrijft dat de uitspraak schriftelijk moet worden gedaan en door de arbiters moet worden ondertekend. Bij gebreke van overeenstemming tussen de partijen kunnen nog andere vormvereisten van toepassing zijn.

De Oostenrijkse rechtbanken hebben niet het recht om een arbitraal vonnis op zijn merites te beoordelen. Tegen een arbitraal vonnis is geen beroep mogelijk. Het is echter wel mogelijk een rechtsvordering in te stellen tot vernietiging van een arbitraal vonnis (zowel vonnissen over rechtsgebieden als vonnissen over de grond van de zaak) op zeer specifieke, enge gronden, namelijk:

  • het scheidsgerecht heeft de bevoegdheid aanvaard of geweigerd, hoewel er geen arbitrageovereenkomst of een geldige arbitrageovereenkomst bestaat;
  • een partij niet in staat was een arbitrageovereenkomst te sluiten volgens het recht dat op die partij van toepassing is;
  • een partij niet in staat was haar zaak voor te leggen (zo werd zij niet naar behoren op de hoogte gesteld van de benoeming van een arbiter of van de arbitrageprocedure);
  • het vonnis betrekking heeft op een aangelegenheid die niet is voorzien in of niet valt onder de bepalingen van de arbitrageovereenkomst, of op aangelegenheden die verder gaan dan de in de arbitrage gevorderde genoegdoening (indien dergelijke gebreken betrekking hebben op een deel van het vonnis dat kan worden gescheiden, moet dit deel worden vernietigd);
  • de samenstelling van het scheidsgerecht was niet in overeenstemming met de artikelen 577 tot en met 618 ZPO of de overeenkomst van de partijen;
  • de arbitrageprocedure niet of niet in overeenstemming is met de fundamentele beginselen van het Oostenrijkse rechtsstelsel (ordre public); en
  • indien is voldaan aan de vereisten om een zaak van een binnenlandse rechtbank overeenkomstig artikel 530, lid 1, ZPO te heropenen.

Landen genieten slechts soevereine immuniteit voor handelingen in de mate van hun soevereine bevoegdheid. Immuniteit is niet van toepassing op gedragingen van particuliere commerciële aard. Buitenlandse tegoeden in Oostenrijk zijn derhalve vrijgesteld van tenuitvoerlegging afhankelijk van hun doel: indien zij uitsluitend voor particuliere transacties zijn bestemd, kunnen zij in beslag worden genomen en aan tenuitvoerlegging worden onderworpen; indien zij echter zijn bestemd voor de uitoefening van soevereine bevoegdheden (bv. taken van een ambassade), kunnen geen tenuitvoerleggingsmaatregelen worden gelast. In een relevante beslissing over deze kwestie concludeerde het Oostenrijkse Hooggerechtshof (OGH) (zie 3 Ob 18/12) dat niet is voorzien in een algemene immuniteit voor staatsactiva, maar dat het de plicht is van de verplichte staat om aan te tonen dat hij met soevereine macht handelde bij het opschorten van de tenuitvoerleggingsprocedure overeenkomstig artikel 39 van de Oostenrijkse tenuitvoerleggingswet.

Bij gebreke van instructieve rechtspraak kan het rationeel zijn te concluderen dat het doorprikken van de ondernemingsluier met betrekking tot overheidsactiva wettelijk toelaatbaar zou zijn, zolang de regels inzake de reikwijdte van de soevereine immuniteit worden aangevuld met de naleving van de toepasselijke wettelijke voorschriften inzake het doorprikken van de ondernemingsluier.

Actualisering en trends

Belangrijkste ontwikkelingen van het afgelopen jaar

32. 32. Zijn er nieuwe trends of actuele thema's in uw rechtsgebied?

Oostenrijk heeft geweigerd zich aan te sluiten bij 23 EU-lidstaten voor de ondertekening van de Overeenkomst inzake de beëindiging van bilaterale investeringsovereenkomsten tussen de lidstaten van de Europese Unie (de Overeenkomst). Een dergelijk besluit wordt toegejuicht omdat het tegemoet komt aan de gegronde vrees dat de beëindiging van intra-EU BIT's door middel van de Overeenkomst wel eens onverenigbaar zou kunnen zijn met het internationaal publiekrecht.

De betrokkenheid van de Oostenrijkse regering bij het oplossen van de covid-19 crisis van 2020 moet worden beoordeeld door de bril van buitenlandse investeerders en hun vermogen om gelijke bescherming te krijgen.