Talen

Arbitrage Oostenrijk 2025

Gidsen voor experts: augustus 07, 2025


Auteurs

Nikita Goriajev
Portrait Per Neuburger LLMPer Neuburger

Wetten en instellingen

Multilaterale verdragen met betrekking tot arbitrage

Is uw rechtsgebied een verdragsluitende staat bij het Verdrag over nieuwe arbeid
betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken? Sinds wanneer is dit verdrag van kracht? Zijn er verklaringen afgelegd of kennisgevingen gedaan uit hoofde van de artikelen I, X en XI van het verdrag? Bij welke andere multilaterale verdragen inzake internationale handels- en investeringsarbitrage is uw land partij?

Oostenrijk heeft verschillende belangrijke verdragen met betrekking tot arbitrage geratificeerd, waaronder

Wet vermeld - 7 februari 2025

Bilaterale investeringsverdragen

Bestaan er bilaterale investeringsverdragen met andere landen?

Oostenrijk heeft momenteel 47 bilaterale investeringsverdragen van kracht, namelijk met Albanië, Algerije, Argentinië, Armenië, Azerbeidzjan, Bangladesh, Belarus, Belize, Bosnië en Herzegovina, Chili, China, Cuba, Egypte, Ethiopië, Georgië, Guatemala, Hongkong, Iran, Jordanië, Kazachstan, Kirgizië, Koeweit, Libanon, Libië, Macedonië, Maleisië, Mexico, Moldavië, Mongolië, Montenegro, Marokko, Namibië, Oman, Paraguay, Filippijnen, Rusland, Saoedi-Arabië, Zuid-Korea, Servië, Tunesië, Turkije, Tadzjikistan, Oekraïne, de Verenigde Arabische Emiraten, Oezbekistan, Vietnam en Jemen.

Naar aanleiding van het Achmea-arrest (C-284/16) van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 6 maart 2018 heeft Oostenrijk zich ertoe verbonden de bilaterale investeringsverdragen die het met andere EU-lidstaten heeft gesloten, op te zeggen.

Oostenrijk is ook partij bij een aantal andere bilaterale verdragen die geen investeringsverdragen zijn, voornamelijk met buurlanden.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Binnenlands arbitragerecht

Wat zijn de belangrijkste nationale rechtsbronnen met betrekking tot binnenlandse en buitenlandse arbitrageprocedures en de erkenning en tenuitvoerlegging van arbitrale vonnissen?

Het Oostenrijkse arbitragerecht is vervat in de artikelen 577 tot 618 van het Oostenrijkse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv ). Deze bepalingen regelen zowel binnenlandse als internationale arbitrageprocedures.

De erkenning van buitenlandse vonnissen wordt geregeld in de eerder genoemde multilaterale en bilaterale verdragen. Tenuitvoerleggingsprocedures worden geregeld door de Oostenrijkse Tenuitvoerleggingswet.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Binnenlandse arbitrage en UNCITRAL

Is uw nationale arbitragewet gebaseerd op de UNCITRAL-modelwet? Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen uw nationale arbitragewet en de UNCITRAL-modelwet?

De Oostenrijkse arbitragewet is gebaseerd op de UNCITRAL-modelwet, maar zoals in de meeste landen wordt niet elk aspect van de modelwet weerspiegeld in de nationale wetgeving. De belangrijkste kenmerken zijn echter wel opgenomen.

In tegenstelling tot de UNCITRAL-modelwet maakt de Oostenrijkse wet geen onderscheid tussen binnenlandse en internationale arbitrages, of tussen commerciële en niet-commerciële arbitrages. Daarom zijn er specifieke regels van toepassing op arbeids- en consumentgerelateerde zaken.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Verplichte bepalingen

Wat zijn de dwingende nationale arbitragewettelijke procedurele bepalingen waarvan partijen niet mogen afwijken?

Het staat de partijen vrij om procedureregels overeen te komen (bijvoorbeeld door te verwijzen naar specifieke arbitrageregels) binnen de grenzen van de dwingende bepalingen van het arbitragerecht. Wanneer de partijen geen regels zijn overeengekomen of geen eigen regels hebben opgesteld, moet het scheidsgerecht, met inachtneming van de dwingende bepalingen van de CCP, de arbitrage voeren op de wijze die het passend acht. Verplichte regels voor arbitrageprocedures omvatten dat de arbiters onpartijdig en onafhankelijk moeten zijn en blijven. Ze moeten alle omstandigheden openbaar maken die aanleiding kunnen geven tot twijfel over hun onpartijdigheid of onafhankelijkheid. De partijen hebben het recht om op een eerlijke en gelijke manier te worden behandeld en hun zaak voor te leggen. Verdere dwingende regels hebben betrekking op de arbitrale uitspraak, die schriftelijk moet worden gedaan, en de gronden waarop een uitspraak kan worden aangevochten.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Materieel recht

Is er een regel in uw nationale arbitragewetgeving die het arbitragetribunaal aanwijzingen geeft over welk materieel recht moet worden toegepast op de grond van het geschil?

Een arbitragetribunaal moet het materiële recht toepassen dat door de partijen is gekozen, zoniet moet het tribunaal het recht toepassen dat het passend acht. Een beslissing op grond van billijkheid is alleen toegestaan als de partijen uitdrukkelijk een beslissing op grond van billijkheid zijn overeengekomen (artikel 601 IVBPR).

Wet vermeld - 7 februari 2025

Arbitrale instellingen

Wat zijn de meest vooraanstaande arbitrage-instellingen in uw rechtsgebied?

Het Vienna International Arbitral Centre (VIAC, www.viac.eu) beheert internationale arbitrageprocedures volgens zijn Arbitration and Mediation Rules (2021) (de Weense regels). Sinds 2021 beheert het VIAC ook investeringsgeschillen volgens zijn Investeringsarbitrage- en bemiddelingsreglement. De honoraria van de arbiters worden berekend op basis van het bedrag van het geschil. Er zijn geen beperkingen wat betreft de plaats en taal van de arbitrage.

De Vienna Commodity Exchange op de Vienna Dtock Exchange heeft een eigen arbitragehof en een eigen aanbevolen arbitrageclausule.

In 2018 opende de China International Economic and Trade Arbitration Commission (CIETAC) een arbitragecentrum in Wenen om in Wenen gevestigde CIETAC-arbitrages te beheren. In 2022 opende ook het Permanente Hof van Arbitrage een kantoor in Wenen.

Bepaalde beroepsorganisaties en kamers hebben hun eigen regels of beheren arbitrageprocedures, of beide.

De Internationale Kamer van Koophandel is rechtstreeks aanwezig via haar Oostenrijks Nationaal Comité.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Arbitrageovereenkomst

Arbitrageerbaarheid

Zijn er soorten geschillen die niet vatbaar zijn voor arbitrage?

In principe is elke eigendomsrechtelijke vordering arbitreerbaar. Niet-eigendomsvorderingen zijn nog steeds arbitrabel als de wet toestaat dat het geschil door de partijen wordt beslecht.

Er zijn enkele uitzonderingen in familierecht of eigendom van coöperatieve appartementen.

Consumentenzaken en arbeidsgerelateerde zaken zijn alleen arbitrair als de partijen een arbitrageovereenkomst sluiten zodra het geschil is ontstaan.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Vereisten

Welke formele en andere vereisten zijn er voor een arbitrageovereenkomst?

Een arbitrageovereenkomst moet

  • de partijen voldoende specificeren (ze moeten ten minste bepaalbaar zijn);

  • voldoende specificeren wat het onderwerp van het geschil is in relatie tot een bepaalde rechtsverhouding (dit moet op zijn minst bepaalbaar zijn en het kan beperkt zijn tot bepaalde geschillen, of alle geschillen omvatten);

  • voldoende de intentie van de partijen specificeren om het geschil door arbitrage te laten beslechten, waardoor de bevoegdheid van de staatsrechtbanken wordt uitgesloten; en

  • opgenomen zijn in een schriftelijk document dat ondertekend is door de partijen of in faxberichten, e-mails of andere communicatie tussen de partijen die het bewijs van een overeenkomst bewaren.

Een duidelijke verwijzing naar algemene voorwaarden die een arbitragebeding bevatten is voldoende.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Afdwingbaarheid

Onder welke omstandigheden is een arbitrageovereenkomst niet langer afdwingbaar?

Arbitrageovereenkomsten en -clausules kunnen worden aangevochten op grond van de algemene beginselen van het verbintenissenrecht, in het bijzonder op grond van dwaling, bedrog of dwang, of handelingsonbekwaamheid. Er bestaat onenigheid over de vraag of een dergelijke betwisting voor het arbitragetribunaal of voor een rechtbank moet worden gebracht. Als de partijen bij een overeenkomst die een arbitragebeding bevat hun overeenkomst ontbinden, wordt het arbitragebeding geacht niet langer afdwingbaar te zijn, tenzij de partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen het arbitragebeding te laten voortbestaan. In geval van insolventie of overlijden is de curator of rechtsopvolger in het algemeen gebonden aan de arbitrageovereenkomst. Een arbitrageovereenkomst is niet langer afdwingbaar als een scheidsgerecht een vonnis over de grond van de zaak heeft gewezen of als een rechtbank een eindvonnis over de grond van de zaak heeft gewezen en het vonnis betrekking heeft op alle zaken waarvoor arbitrage is overeengekomen.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Scheidbaarheid

Zijn er bepalingen over de scheidbaarheid van arbitrageovereenkomsten van de hoofdovereenkomst?

Volgens de UNCITRAL-modelwet is de scheidbaarheid van de arbitrageovereenkomst van de hoofdovereenkomst een rechtsregel. Naar Oostenrijks recht wordt deze scheidbaarheid afgeleid uit de bedoelingen van de partijen.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Derden - gebonden door arbitrageovereenkomst

In welke gevallen kunnen derden of niet-ondertekenaars worden gebonden door een arbitrageovereenkomst?

Als algemeen beginsel geldt dat alleen de partijen bij de arbitrageovereenkomst erdoor gebonden zijn. Rechtbanken zijn terughoudend om derden aan de arbitrageovereenkomst te binden. Concepten zoals het doorprikken van de bedrijfsluier en ondernemingsgroepen zijn dus meestal niet van toepassing.

Een rechtsopvolger is echter wel gebonden aan de arbitrageovereenkomst die zijn of haar voorganger is aangegaan. Dit geldt ook voor de curator en de erfgenaam van een overledene. De jurisprudentie van het Oostenrijkse Hooggerechtshof heeft verder bepaald dat echte derdebegunstigden van een overeenkomst, evenals beschermde derden, gebonden zijn door een arbitrageovereenkomst in dergelijke overeenkomsten.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Derden - deelname

Bevat uw nationale arbitragewet bepalingen met betrekking tot de deelname van derden aan arbitrage, zoals voeging of kennisgeving aan derden?

Normaal gesproken is voor de voeging van een derde partij bij een arbitrage de overeenkomstige toestemming van de partijen vereist, die zowel expliciet als impliciet kan zijn (bijvoorbeeld door verwijzing naar arbitrageregels die in voeging voorzien). Toestemming kan worden gegeven op het moment dat het verzoek tot voeging wordt gedaan of in een eerder stadium van het contract zelf. In de wet wordt de kwestie grotendeels besproken in de context van een interventie door een derde partij die belang heeft bij de arbitrage. Hier wordt betoogd dat een dergelijke derde-bemiddelaar partij moet zijn bij de arbitrageovereenkomst of zich anderszins moet onderwerpen aan de bevoegdheid van het scheidsgerecht, en dat alle partijen, inclusief de derde-bemiddelaar, moeten instemmen met de tussenkomst.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de tussenkomst van een derde in een arbitraal geding tegen zijn wil, of de uitbreiding van de bindende werking van een arbitraal vonnis tot een derde, in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens indien de derde niet dezelfde rechten krijgt als de partijen (bijvoorbeeld het recht om te worden gehoord).

Wet vermeld - 7 februari 2025

Groepen van ondernemingen

Hebben rechtbanken en arbitragetribunalen in uw rechtsgebied een arbitrageovereenkomst uitgebreid naar niet-ondertekenende moeder- of dochtermaatschappijen van een ondertekenende onderneming, op voorwaarde dat de niet-ondertekenaar op de een of andere manier betrokken was bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van de overeenkomst in kwestie, onder de 'groep van ondernemingen'-doctrine?

De groepsdoctrine wordt niet erkend in het Oostenrijkse recht.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Meerpartijen-arbitrageovereenkomsten

Wat zijn de vereisten voor een geldige meerpartijenarbitrageovereenkomst?

Meerpartijenarbitrageovereenkomsten kunnen worden aangegaan onder dezelfde formele vereisten als arbitrageovereenkomsten.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Consolidatie

Kan een arbitragetribunaal in uw rechtsgebied afzonderlijke arbitrageprocedures consolideren? In welke omstandigheden?

Consolidatie van arbitrageprocedures wordt niet uitdrukkelijk geregeld door de Oostenrijkse wet. In de doctrine wordt echter gesteld dat het is toegestaan, mits de partijen en de arbiters hiermee instemmen. Samenvoegings- en consolidatiemechanismen worden vaak geregeld in arbitrageregels (zie bijvoorbeeld artikelen 14 en 15 van de Vienna Rules 2021).

Wet vermeld - 7 februari 2025

Samenstelling van het scheidsgerecht

Toelating van arbiters

Zijn er beperkingen met betrekking tot wie als arbiter mag optreden? Zouden contractueel vastgelegde vereisten voor arbiters op basis van nationaliteit, religie of geslacht worden erkend door de rechtbanken in uw rechtsgebied?

Alleen fysieke personen kunnen als arbiter worden benoemd. De wet voorziet niet in specifieke kwalificaties, maar de partijen kunnen dergelijke vereisten overeenkomen. Krachtens het statuut dat hun beroep regelt, mogen actieve rechters niet optreden als arbiter in arbitrages die in Oostenrijk plaatsvinden.

Wet vermeld - 7 februari 2025


Achtergrond van arbiters

Wie treden er regelmatig op als arbiter in uw rechtsgebied?

Of arbiters nu worden aangewezen door een benoemingsinstantie of worden voorgedragen door de partijen, van hen kan worden verlangd dat ze een bepaalde ervaring en achtergrond hebben met betrekking tot het specifieke geschil dat aan de orde is. Tot de vereisten kunnen behoren beroepskwalificaties op een bepaald gebied, juridische bekwaamheid, technische expertise, talenkennis of het hebben van een bepaalde nationaliteit.

Veel arbiters zijn advocaten in privépraktijken; anderen zijn academici. In enkele geschillen, die voornamelijk technische kwesties betreffen, maken technici en advocaten deel uit van het panel.

Kwalificatie-eisen kunnen worden opgenomen in een arbitrageovereenkomst, maar dit vereist grote zorgvuldigheid omdat het obstakels kan opwerpen in het benoemingsproces (dat wil zeggen, ruzie over de vraag of aan de overeengekomen eisen is voldaan).

Wet vermeld - 7 februari 2025

Standaard benoeming van arbiters

Wat is het standaardmechanisme voor de benoeming van arbiters als de partijen het niet vooraf eens zijn geworden?

Rechtbanken zijn bevoegd om de nodige standaardbenoemingen te doen als de partijen het niet eens worden over een andere procedure, en als een partij geen arbiter benoemt, de partijen het niet eens kunnen worden over een enkele arbiter of de arbiters hun voorzitter niet benoemen.

Wet vermeld - 7 februari 2025


Wraking en vervanging van arbiters

Op welke gronden en hoe kan een arbiter worden gewraakt en vervangen? Bespreek in het bijzonder de gronden voor wraking en vervanging en de procedure, waaronder wraking voor de rechter. Is er een tendens om de IBA Guidelines on Conflicts of Interest in International Arbitration toe te passen of om advies te vragen?

Wraking van arbiters

Een arbiter kan alleen worden gewraakt als er omstandigheden zijn die aanleiding geven tot gerechtvaardigde twijfel over zijn of haar onpartijdigheid of onafhankelijkheid, of als hij of zij niet beschikt over kwalificaties die door de partijen zijn overeengekomen. De partij die een arbiter heeft benoemd, kan zich in haar wraking niet beroepen op omstandigheden die zij kende op het moment van de benoeming (artikel 588 Oostenrijks Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Verwijdering van arbiters

Een arbiter kan worden ontslagen indien hij niet in staat is zijn taken uit te voeren of indien hij deze niet binnen een passende termijn uitvoert (artikel 590 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Arbiters kunnen worden ontslagen door wraking of door beëindiging van hun mandaat. In beide gevallen is het uiteindelijk de rechtbank die beslist op verzoek van een partij. Als het mandaat van de arbiter vroegtijdig wordt beëindigd, moet de vervangende arbiter op dezelfde manier worden benoemd als de vervangen arbiter.

In een recente zaak behandelde het Hooggerechtshof de gronden voor wraking, waarbij het de tegenstrijdige standpunten van wetenschappers analyseerde over de vraag of, en in welke mate, wraking moet worden toegestaan na een definitief vonnis. In zijn analyse citeerde en baseerde het hof zich ook op de IBA-richtlijnen.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Relatie tussen partijen en arbiters

Wat is de relatie tussen partijen en arbiters? Ga nader in op de contractuele relatie tussen partijen en arbiters, de neutraliteit van door partijen benoemde arbiters en de beloning en onkosten van arbiters.

Bij ad-hocarbitrage moet een overeenkomst tussen arbiters worden gesloten waarin hun rechten en plichten worden geregeld. Dit contract moet een honorariumregeling bevatten (bijvoorbeeld door verwijzing naar een officieel tarief van juridische honoraria, uurtarieven of op een andere manier) en het recht van arbiters op vergoeding van hun out-of-pocket kosten. Hun taken omvatten het voeren van de procedure en het opstellen en ondertekenen van de uitspraak. De verplichtingen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn ook van toepassing op door de partij aangestelde arbiters en er kan niet van worden afgeweken door een akkoord tussen de partijen.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Plichten van arbiters

Wat zijn de openbaarmakingsplichten van arbiters met betrekking tot onpartijdigheid en onafhankelijkheid gedurende het arbitraal geding?

Op grond van artikel 588 WvP moet een arbiter in elk stadium van de procedure alle omstandigheden openbaar maken die twijfel zouden kunnen oproepen over zijn of haar onpartijdigheid of onafhankelijkheid, of die in strijd zijn met de overeenkomst tussen de partijen. Onafhankelijkheid wordt gedefinieerd door de afwezigheid van nauwe financiële of andere banden tussen de arbiter en een van de partijen. Onpartijdigheid is nauw verwant aan onafhankelijkheid, maar verwijst eerder naar de houding van de arbiter. Een arbiter kan met succes worden gewraakt als objectief gerechtvaardigde twijfel over zijn of haar onpartijdigheid of onafhankelijkheid kan worden vastgesteld.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Immuniteit van arbiters

In hoeverre zijn arbiters vrijgesteld van aansprakelijkheid voor hun gedrag tijdens de arbitrage?

Als een arbiter zijn benoeming heeft aanvaard, maar vervolgens weigert zijn taken tijdig of in het geheel niet uit te voeren, kan hij aansprakelijk worden gesteld voor de schade als gevolg van de vertraging (artikel 594 WvP). Als een vonnis is vernietigd in een daaropvolgende gerechtelijke procedure en een arbiter op onrechtmatige en nalatige wijze schade heeft veroorzaakt aan de partijen, kan hij of zij aansprakelijk worden gesteld. Arbitrageovereenkomsten en arbitragereglementen van arbitrale instellingen bevatten vaak uitsluitingen van aansprakelijkheid.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Bevoegdheid en bevoegdheid van arbitraal college

Gerechtelijke procedure in strijd met arbitrageovereenkomst

Wat is de procedure voor bevoegdheidsgeschillen als een gerechtelijke procedure wordt gestart ondanks een bestaande arbitrageovereenkomst, en welke termijnen bestaan er voor bevoegdheidsbezwaren?

De wet bevat geen expliciete regels over de beschikbare rechtsmiddelen als een gerechtelijke procedure wordt gestart in strijd met een arbitrageovereenkomst, of als arbitrage wordt gestart in strijd met een bevoegdheidsclausule (anders dan een afwijzende kostenbeslissing in een procedure die helemaal niet had mogen worden gestart).

Als een partij een rechtszaak aanspant voor een rechtbank, ondanks dat de zaak onderworpen is aan een arbitrageovereenkomst, moet de verweerder een bezwaar tegen de bevoegdheid van de rechtbank indienen voordat hij zelf commentaar geeft op het onderwerp, namelijk tijdens de eerste hoorzitting of in zijn verweerschrift. Het gerecht moet dergelijke vorderingen in het algemeen afwijzen indien de verweerder tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de bevoegdheid van het gerecht. Het gerecht moet de vordering niet afwijzen als het vaststelt dat de arbitrageovereenkomst niet bestaat, ongeldig of onuitvoerbaar is.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Bevoegdheid van het scheidsgerecht

Wat is de procedure voor geschillen over de bevoegdheid van het scheidsgerecht nadat de arbitrageprocedure is gestart, en welke termijnen bestaan er voor bezwaren over de bevoegdheid?

Een scheidsgerecht kan zijn eigen bevoegdheid uitspreken in een afzonderlijk vonnis of in het eindvonnis over de zaak ten gronde. Een partij die de bevoegdheid van het scheidsgerecht wil betwisten, moet dit bezwaar uiterlijk in de eerste memorie in de zaak naar voren brengen. De benoeming van een arbiter of de deelname van de partij aan de benoemingsprocedure sluit niet uit dat een partij de bevoegdheid aanvecht. Een laat middel moet niet in overweging worden genomen, tenzij het scheidsgerecht de vertraging gerechtvaardigd acht en het middel toelaat. Zowel rechtbanken als arbitrale tribunalen kunnen bevoegdheidsvraagstukken vaststellen.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Onderscheid tussen ontvankelijkheid en bevoegdheid van het scheidsgerecht

Is er een onderscheid tussen betwisting van de ontvankelijkheid van een vordering en betwisting van de bevoegdheid van het scheidsgerecht?

Het belangrijkste onderscheid tussen een betwisting van de bevoegdheid van het gerecht en de ontvankelijkheid van de vordering is de omvang van de rechterlijke tussenkomst.

Artikel 611 van het Oostenrijkse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering biedt partijen de mogelijkheid om arbitrale vonnissen aan te vechten voor de Oostenrijkse rechtbank op grond van het feit dat het scheidsgerecht niet bevoegd is om over de zaak te beslissen. Daarentegen is rechterlijke tussenkomst niet gepast als een partij de ontvankelijkheid van de vordering betwist, en de betwisting moet alleen worden voorgelegd aan het scheidsgerecht zelf.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Arbitrageprocedure

Plaats en taal van arbitrage en rechtskeuze

Wat is het standaardmechanisme voor de plaats van arbitrage en de taal van de arbitrageprocedure als de partijen het niet vooraf eens zijn geworden? Hoe wordt het materiële recht van het geschil bepaald?

Als de partijen geen arbitrageplaats en arbitragetaal zijn overeengekomen, is het aan het scheidsgerecht om een geschikte plaats en taal te bepalen. Volgens artikel 601 van het Oostenrijks Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (WvSv) zijn de partijen vrij om het materiële recht te kiezen. Bij gebreke van een dergelijke overeenkomst, behoort het tot de discretionaire bevoegdheid van het scheidsgerecht om het recht te kiezen dat het geschikt acht. Het scheidsgerecht mag niet ex aequo et bono beslissen tenzij de partijen daartoe toestemming hebben gegeven.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Aanvang van arbitrage

Hoe wordt een arbitrageprocedure gestart?

Volgens het Oostenrijkse arbitragerecht moet de eiser een verklaring van eis indienen waarin de feiten waarop de eiser zich wil beroepen en zijn of haar verzoeken om genoegdoening worden uiteengezet. De verklaring van eis moet worden ingediend binnen de termijn die tussen de partijen is overeengekomen of door het scheidsgerecht is vastgesteld. De eiser kan op dat moment relevant bewijsmateriaal indienen. De verweerder dient vervolgens zijn of haar verweerschrift in.

Een institutionele arbitrage begint over het algemeen wanneer de eiser het verzoek tot arbitrage of de memorie van eis indient bij de instelling die de arbitrage beheert. De instelling betekent vervolgens de verweerder. Volgens de regels van Wenen moet de vordering tot arbitrage de volgende informatie bevatten

  • de volledige namen, adressen en andere contactgegevens van de partijen;

  • een uiteenzetting van de feiten en een specifiek verzoek om genoegdoening;

  • indien het gevraagde redres niet uitsluitend een specifiek geldbedrag betreft, de geldwaarde van elke afzonderlijke vordering op het moment van indiening van de memorie van eis;

  • bijzonderheden over het aantal arbiters;

  • de benoeming van een arbiter indien een panel van drie arbiters werd overeengekomen of gevraagd, of een verzoek tot benoeming van de arbiter; en

  • bijzonderheden over de arbitrageovereenkomst en de inhoud ervan.

Ad-hocarbitrages beginnen over het algemeen wanneer de eiser het verzoek tot arbitrage rechtstreeks indient bij de verweerder.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Hoorzitting

Is een hoorzitting vereist en welke regels zijn van toepassing?

Mondelinge hoorzittingen vinden plaats op verzoek van een partij, of als het scheidsgerecht dit nodig acht (artikel 598 CCP en artikel 30 van de Weense regels).

Wet vermeld - 7 februari 2025

Bewijs

Aan welke regels is het scheidsgerecht gebonden bij het vaststellen van de feiten van de zaak? Welke soorten bewijs worden toegelaten en hoe verloopt de bewijsverkrijging?

De wet bevat geen specifieke regels over bewijsverkrijging in arbitrale procedures. Arbitragetribunalen zijn gebonden aan bewijsregels die de partijen kunnen zijn overeengekomen. Bij gebrek aan dergelijke regels is het scheidsgerecht vrij om bewijs te verzamelen en te beoordelen zoals het geschikt acht (artikel 599 WvP). Arbitrale tribunalen hebben de bevoegdheid om deskundigen te benoemen (en de partijen te verplichten om de deskundigen alle relevante informatie te verstrekken, of om relevante documenten, goederen of andere eigendommen ter inzage te geven of toegang daartoe te verlenen), getuigen, partijen of partijfunctionarissen te horen. Arbitragetribunalen hebben echter niet de bevoegdheid om de aanwezigheid van partijen of getuigen af te dwingen.

In de praktijk machtigen partijen arbitrale tribunalen vaak om te verwijzen naar de IBA Rules on the Taking of Evidence (de IBA Rules) als leidraad. Als er wordt verwezen naar regels zoals de IBA Rules, of als deze worden overeengekomen, is de reikwijdte van de openbaarmaking vaak ruimer dan bij een rechtszaak (die onder Oostenrijks recht vrij beperkt is). Het scheidsgerecht moet de partijen de gelegenheid geven om kennis te nemen van en commentaar te leveren op het ingediende bewijsmateriaal en het resultaat van de bewijsprocedure (artikel 599 CCP).

Wet vermeld - 7 februari 2025

Betrokkenheid van de rechtbank

In welke gevallen kan het scheidsgerecht de hulp van een rechter inroepen en in welke gevallen kan de rechter tussenbeide komen?

Een scheidsgerecht kan bijstand van een rechtbank vragen om:

  • een door het scheidsgerecht uitgevaardigde voorlopige of bewarende maatregel ten uitvoer te leggen (artikel 593 CCP); of
  • rechtshandelingen te verrichten wanneer het scheidsgerecht daartoe niet bevoegd is (getuigen oproepen, getuigen onder ede horen en de openbaarmaking van documenten bevelen), met inbegrip van het verzoeken van buitenlandse rechtbanken en autoriteiten om dergelijke handelingen te verrichten (artikel 602 WvP).

Een rechtbank kan alleen tussenbeide komen in arbitrages als het IVBPR daar uitdrukkelijk in voorziet. In het bijzonder kan (of moet) de rechtbank

  • voorlopige of bewarende maatregelen toekennen (artikel 585 CCP);

  • arbiters benoemen (artikel 585 GVP); en

  • beslissen over de wraking van een arbiter indien:

    • de overeengekomen wrakingsprocedure of de wraking voor het scheidsgerecht geen succes heeft;

    • de gewraakte arbiter zijn functie niet neerlegt; of

    • de andere partij niet instemt met de wraking.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Vertrouwelijkheid

Is vertrouwelijkheid gewaarborgd?

De CCP voorziet niet expliciet in de vertrouwelijkheid van arbitrage, maar vertrouwelijkheid kan worden overeengekomen tussen de partijen. Verder kan een partij in gerechtelijke procedures tot vernietiging van een arbitraal vonnis en in rechtsvorderingen tot vaststelling van het bestaan of niet-bestaan van een arbitraal vonnis, of in zaken die vallen onder de artikelen 586 tot en met 591 IVW (bijvoorbeeld wraking van arbiters), de rechter verzoeken om het publiek van de zitting uit te sluiten, als de partij een gerechtvaardigd belang voor de uitsluiting van het publiek kan aantonen.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Voorlopige maatregelen en sanctiebevoegdheden

Voorlopige maatregelen door de rechter

Welke voorlopige maatregelen kunnen door rechtbanken worden bevolen voor en na het begin van een arbitrageprocedure?

Zowel de bevoegde rechter als een scheidsgerecht is bevoegd om voorlopige maatregelen te bevelen ter ondersteuning van een arbitrageprocedure. De partijen kunnen de bevoegdheid van het scheidsgerecht om voorlopige maatregelen te gelasten uitsluiten, maar ze kunnen de bevoegdheid van de rechter om voorlopige maatregelen te gelasten niet uitsluiten. De tenuitvoerlegging van voorlopige maatregelen behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de rechtbanken.

Ter ondersteuning van geldvorderingen kan de rechtbank voorlopige maatregelen toekennen als er reden is om aan te nemen dat de schuldenaar de tenuitvoerlegging van een latere uitspraak zou verhinderen of belemmeren door zijn of haar vermogen te beschadigen, te vernietigen, te verbergen of mee te nemen (met inbegrip van nadelige contractuele bepalingen).

De volgende rechtsmiddelen zijn beschikbaar

  • de ondercuratelestelling van geld of roerende goederen;

  • een verbod om roerende zaken te vervreemden of te verpanden;

  • derdenbeslag op de vorderingen van de schuldenaar (inclusief bankrekeningen);

  • het beheer van onroerende goederen; en

  • een verbod op de vervreemding of verpanding van onroerend goed, dat in het kadaster moet worden geregistreerd.

Ter ondersteuning van niet-geldelijke vorderingen kan de rechtbank voorlopige maatregelen toekennen die vergelijkbaar zijn met de maatregelen die hierboven zijn vermeld met betrekking tot geldvorderingen. Huiszoekingsbevelen zijn niet beschikbaar in civiele zaken.

Rechterlijke bevelen van een buitenlands scheidsgerecht (artikel 593 van het Oostenrijkse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) of van een buitenlandse rechtbank kunnen onder bepaalde omstandigheden in Oostenrijk ten uitvoer worden gelegd. De tenuitvoerleggingsmaatregelen moeten echter verenigbaar zijn met de Oostenrijkse wetgeving.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Voorlopige maatregelen door een noodarbiter

Voorziet de Oostenrijkse arbitragewet of voorzien de regels van de hierboven vermelde binnenlandse arbitrage-instellingen in een noodarbiter voorafgaand aan de samenstelling van het scheidsgerecht?

Noch de Oostenrijkse wetgeving noch de Weense regels voorzien in een noodarbiter.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Voorlopige maatregelen door het scheidsgerecht

Welke voorlopige maatregelen kan het scheidsgerecht bevelen nadat het is samengesteld? In welke gevallen kan het scheidsgerecht zekerheid voor de kosten gelasten?

Een scheidsgerecht heeft ruime bevoegdheden om op verzoek van een partij voorlopige maatregelen te bevelen als het dit nodig acht om de tenuitvoerlegging van een vordering veilig te stellen of om onherstelbare schade te voorkomen. Anders dan in gerechtelijke procedures, is een arbitragetribunaal niet beperkt tot een reeks opgesomde middelen. De rechtsmiddelen moeten echter verenigbaar zijn met het tenuitvoerleggingsrecht, om problemen in de tenuitvoerleggingsfase te voorkomen. De wet voorziet niet in een zekerheid voor de kosten in arbitrageprocedures.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Sanctionerende bevoegdheden van het scheidsgerecht

Is het scheidsgerecht op grond van uw nationale arbitragewet of de regels van de hierboven genoemde nationale arbitrage-instellingen bevoegd om sancties op te leggen aan partijen of hun raadslieden die gebruik maken van 'guerrillatactieken' in arbitrage? Kunnen raadslieden worden onderworpen aan sancties door het scheidsgerecht of binnenlandse arbitrale instellingen?

Arbitrale tribunalen hebben een ruime discretionaire bevoegdheid om voorlopige maatregelen te bevelen als een manier om met guerrillatactieken om te gaan. In extreme gevallen kunnen zij de procedure opschorten of zelfs een arbitrage met voorrang afwijzen als sanctie voor opzettelijk wangedrag van een partij of haar raadsman.

Arbitrale tribunalen kunnen ook een zekerheid voor de kosten eisen.

Verder is het een algemeen geaccepteerde mogelijkheid dat arbiters negatieve conclusies trekken uit het verzuim van een partij om aan de verzoeken van het tribunaal te voldoen. Als een partij bijvoorbeeld weigert om documenten te overleggen, kan het scheidsgerecht aannemen dat de documenten informatie bevatten die de positie van de partij in gevaar brengt.

Een andere vrij effectieve maatregel voor het reguleren van wangedrag van een partij is het toekennen van kosten in het eindvonnis.

Oostenrijkse advocaten zijn gebonden aan beroepsethische regels wanneer zij optreden als raadsman in arbitrages (ongeacht of deze in Oostenrijk of in het buitenland plaatsvinden). Buitenlandse advocaten in Oostenrijkse arbitrages zijn niet gebonden aan de Oostenrijkse beroepsethiek.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Uitspraken

Beslissingen van het scheidsgerecht

Is het bij gebreke van overeenstemming tussen partijen voldoende dat beslissingen van het scheidsgerecht worden genomen door een meerderheid van alle leden of is een unanieme stemming vereist? Wat zijn de gevolgen voor de uitspraak als een arbiter een afwijkende mening heeft?

Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, is het voldoende voor de geldigheid van het arbitraal vonnis als het is gewezen en ondertekend door een meerderheid van de arbiters. De meerderheid moet worden berekend op basis van alle aangewezen arbiters en niet alleen op basis van de aanwezige arbiters. Als het scheidsgerecht van plan is om over het arbitraal vonnis te beslissen zonder dat alle leden aanwezig zijn, moet het de partijen van tevoren van zijn voornemen op de hoogte brengen (artikel 604 van het Oostenrijks Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Een arbitraal vonnis ondertekend door een meerderheid van arbiters heeft dezelfde juridische waarde als een unaniem vonnis.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Afwijkende meningen

Hoe gaat de nationale arbitragewetgeving om met afwijkende meningen?

De wet zwijgt over afwijkende meningen. Hoewel er controverse is geweest over de vraag of deze toelaatbaar zijn in arbitrageprocedures, heeft het Hooggerechtshof in een recente zaak verklaard dat afwijkende meningen over het algemeen niet in strijd zijn met de Oostenrijkse openbare orde.

In een andere zaak met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis, stelde het Hooggerechtshof dat het vereiste om de afwijkende mening bij het vonnis van het scheidsgerecht te voegen (een dergelijk vereiste was opgenomen in de toepasselijke arbitrageregels) geen strenge eis is volgens het tenuitvoerleggingsrecht.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Vorm- en inhoudsvereisten

Welke vorm- en inhoudsvereisten zijn er voor een arbitraal vonnis?

Een arbitraal vonnis moet op schrift worden gesteld en moet worden ondertekend door de arbiter of arbiters. Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, volstaan de handtekeningen van de meerderheid van de arbiters. In dat geval moet de reden voor het ontbreken van enkele handtekeningen van arbiters worden toegelicht.

Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, moet het vonnis ook de juridische motivering vermelden waarop het is gebaseerd, en de dag waarop en de plaats waar het is gewezen aangeven.

Op verzoek van een partij bij de arbitrage moet het vonnis de bevestiging van zijn uitvoerbaarheid bevatten.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Termijn voor vonnis

Moet het vonnis worden gewezen binnen een bepaalde termijn volgens uw nationale arbitragewet of volgens de regels van de hierboven vermelde nationale arbitrage-instellingen?

De Oostenrijkse wet voorziet niet in een specifieke termijn waarbinnen een arbitraal vonnis moet worden gewezen.

De regels van Wenen bepalen dat het vonnis niet later moet worden gewezen dan drie maanden na de laatste hoorzitting over zaken waarover in een vonnis moet worden beslist of de indiening van de laatste geautoriseerde verklaring over dergelijke zaken, afhankelijk van wat later is. De Secretaris-Generaal kan deze termijn verlengen.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Datum vonnis

Voor welke termijnen is de datum van het vonnis doorslaggevend en voor welke termijnen is de datum van uitreiking van het vonnis doorslaggevend?

Naar Oostenrijks recht is de datum van de overhandiging van het vonnis relevant voor zowel een verzoek aan het scheidsgerecht tot correctie of interpretatie van het vonnis, of beide, of om een aanvullend vonnis te wijzen (zie vraag 45) als voor een beroep tegen het vonnis voor de rechtbanken (zie vraag 46). Als het scheidsgerecht het vonnis op eigen houtje corrigeert, begint de termijn van vier weken voor een dergelijke correctie te lopen vanaf de datum van het vonnis (artikel 610(4) CCP).

Wet vermeld - 7 februari 2025

Soorten gunningen

Welke soorten arbitrale vonnissen zijn mogelijk en welk soort herstel kan het scheidsgerecht toekennen?

De volgende soorten vonnissen zijn gebruikelijk onder het arbitragerecht:

  • arbitraal vonnis over de bevoegdheid;

  • voorlopig vonnis

  • gedeeltelijk vonnis

  • eindvonnis;

  • toewijzing van kosten; en

  • wijzigingsarrest.

Wet vermeld - 7 februari 2025


Beëindiging van procedures

Op welke andere manieren dan door een vonnis kan een procedure worden beëindigd?

Een arbitrale procedure kan worden beëindigd

  • als de eiser zijn vordering intrekt;

  • als de eiser zijn vordering niet indient binnen de door het scheidsgerecht bepaalde termijn (artikelen 597 en 600 CCP);

  • met wederzijdse instemming van de partijen, door middel van een schikking (artikel 605 IVW); en

  • als voortzetting van de procedure ondoenlijk is geworden (artikel 608, lid 2, punt 4, van het IVBPR).

Er zijn geen formele vereisten voor een dergelijke beëindiging.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Toewijzing en terugvordering van kosten

Hoe worden de kosten van de arbitrageprocedure toegewezen in arbitrale vonnissen? Welke kosten zijn verhaalbaar?

Met betrekking tot de kosten hebben arbitragetribunalen een ruimere discretionaire bevoegdheid en zijn ze over het algemeen liberaler dan rechtbanken. Het scheidsgerecht krijgt beoordelingsvrijheid bij de toewijzing van kosten, maar moet rekening houden met de omstandigheden van de zaak, in het bijzonder met de uitkomst van de procedure. Als vuistregel geldt dat de kosten de gebeurtenis volgen en worden gedragen door de in het ongelijk gestelde partij, maar het scheidsgerecht kan ook tot andere conclusies komen als dit passend is gezien de omstandigheden van de zaak.

Wanneer de kosten niet met elkaar worden verrekend, moet het scheidsgerecht, voor zover mogelijk, tegelijk met de beslissing over de aansprakelijkheid voor de kosten, ook het bedrag van de te vergoeden kosten vaststellen.

In het algemeen komen ook advocatenhonoraria berekend op basis van uurtarieven voor vergoeding in aanmerking.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Rente

Mag rente worden toegekend voor hoofdvorderingen en kosten, en tegen welke rentevoet?

Een scheidsgerecht zal in de meeste gevallen rente toekennen voor de hoofdvordering als het toepasselijke materiële recht dat toestaat. Volgens de wet is de wettelijke rente voor civielrechtelijke vorderingen 4 procent. Als beide partijen ondernemers zijn en het verzuim verwijtbaar is, is een variabele rentevoet van toepassing die elke zes maanden door de Oostenrijkse Nationale Bank wordt gepubliceerd. Momenteel bedraagt deze 8,58 procent. Voor wissels geldt een rente van 6 procent.

De toewijzing en terugvordering van kosten in arbitrageprocedures wordt geregeld in artikel 609 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Er is echter geen bepaling over de vraag of rente kan worden toegekend voor de kosten, en het is dus aan het arbitragetribunaal om dit te beoordelen.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Procedures na het vonnis

Interpretatie en correctie van vonnissen

Heeft het scheidsgerecht de bevoegdheid om op eigen initiatief of op initiatief van de partijen een vonnis te corrigeren of te interpreteren? Welke termijnen zijn van toepassing?

De partijen kunnen het scheidsgerecht verzoeken om correctie (van reken-, type- of schrijffouten), verduidelijking of om een aanvullend vonnis (als het scheidsgerecht niet alle vorderingen heeft behandeld die het in de arbitrageprocedure heeft gekregen). De termijn voor dit verzoek is vier weken vanaf de betekening van het vonnis, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Het scheidsgerecht heeft ook het recht om het vonnis zelf te verbeteren binnen vier weken (een aanvullend vonnis binnen acht weken) na de datum waarop het vonnis is gewezen.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Betwisting van vonnissen

Hoe en op welke gronden kunnen arbitrale vonnissen worden aangevochten en vernietigd?

Rechtbanken hebben niet het recht om een arbitraal vonnis op zijn merites te beoordelen. Er is geen hoger beroep mogelijk tegen een arbitraal vonnis. Het is echter wel mogelijk om een arbitraal vonnis (zowel vonnissen over jurisdicties als vonnissen over de grond van de zaak) in rechte te vernietigen op zeer specifieke, enge gronden, namelijk

  • het scheidsgerecht heeft bevoegdheid aanvaard of ontkend hoewel er geen arbitrageovereenkomst of een geldige arbitrageovereenkomst bestaat;

  • een partij was niet in staat een arbitrageovereenkomst te sluiten onder het recht dat van toepassing is op die partij

  • een partij niet in staat was haar zaak voor te leggen (bijvoorbeeld omdat zij niet naar behoren in kennis was gesteld van de benoeming van een arbiter of van de arbitrageprocedure);

  • de uitspraak betrekking heeft op zaken die niet zijn voorzien in, of niet vallen onder de voorwaarden van de arbitrageovereenkomst, of betrekking heeft op zaken die verder gaan dan de genoegdoening die in de arbitrage is gevraagd - als dergelijke gebreken een scheidbaar deel van de uitspraak betreffen, moet dat deel worden vernietigd:

  • de samenstelling van het scheidsgerecht was niet in overeenstemming met de artikelen 577 tot en met 618 van het Oostenrijkse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of met de overeenkomst van de partijen;

  • de arbitrageprocedure niet in overeenstemming was, of de uitspraak niet in overeenstemming is met de fundamentele beginselen van het Oostenrijkse rechtsstelsel (openbare orde); en

  • indien voldaan is aan de vereisten om een zaak van een binnenlandse rechtbank te heropenen in overeenstemming met artikel 530(1), nrs. 1 tot 5 van de CCP, bijvoorbeeld:

    • de beslissing is gebaseerd op een document dat aanvankelijk, of vervolgens, vervalst was;

    • de beslissing is gebaseerd op een valse verklaring (van een getuige, een deskundige of een partij onder ede);

    • de uitspraak is verkregen door de vertegenwoordiger van een van beide partijen, of door de andere partij, door middel van criminele handelingen (bijv. bedrog, verduistering, fraude, vervalsing van een document of van speciaal beschermde documenten, of van tekenen van officiële attesten, indirecte valse certificering of authenticatie of het achterhouden van documenten);

    • het vonnis is gebaseerd op een strafvonnis dat later is opgeheven door een ander juridisch bindend vonnis; of

    • het vonnis zaken betreft die in Oostenrijk niet vatbaar zijn voor arbitrage.

Verder kan een partij ook een verklaring van het al dan niet bestaan van een arbitraal vonnis vragen.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Niveaus van hoger beroep

Hoeveel niveaus van beroep zijn er? Hoe lang duurt het over het algemeen tot er op elk niveau uitspraak wordt gedaan? Welke kosten worden er ongeveer gemaakt op elk niveau? Hoe worden de kosten over de partijen verdeeld?

Volgens artikel 615 van het Oostenrijkse wetboek van burgerlijke rechtsvordering is het Oostenrijkse Hooggerechtshof de rechtbank van eerste en laatste aanleg voor vorderingen tot vernietiging van een arbitraal vonnis en voor vorderingen tot vaststelling van het al dan niet bestaan van een arbitraal vonnis (d.w.z. er is geen hoger beroep mogelijk tegen beslissingen van het Hooggerechtshof in deze zaken).

Artikel 616, lid 1, van het WTCP bepaalt dat de procedure voor de vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis en de vordering tot verklaring van het bestaan of niet-bestaan van een arbitraal vonnis dezelfde is als die voor een rechtbank van eerste aanleg. Dit betekent dat de Hoge Raad dezelfde procedureregels moet toepassen als een rechtbank van eerste aanleg (bijvoorbeeld in het kader van bewijsverkrijging).

Wet vermeld - 7 februari 2025

Erkenning en tenuitvoerlegging

Welke vereisten bestaan er voor de erkenning en tenuitvoerlegging van binnenlandse en buitenlandse arbitrale vonnissen, welke gronden bestaan er om erkenning en tenuitvoerlegging te weigeren en wat is de procedure?

Binnenlandse arbitrale vonnissen zijn op dezelfde manier uitvoerbaar als binnenlandse vonnissen.

Buitenlandse vonnissen zijn uitvoerbaar op basis van bilaterale of multilaterale verdragen die Oostenrijk heeft geratificeerd - het Verdrag van New York is veruit het belangrijkste rechtsinstrument. Het algemene beginsel dat de wederkerigheid van de tenuitvoerlegging moet worden gewaarborgd door een verdrag of decreet blijft dus van toepassing (in tegenstelling tot de respectieve bepalingen onder de UNCITRAL-modelwet).

De tenuitvoerleggingsprocedure is in wezen dezelfde als voor buitenlandse vonnissen.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Verjaringstermijnen voor de tenuitvoerlegging van arbitrale vonnissen

Bestaat er een verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van arbitrale vonnissen?

Er geldt geen verjaringstermijn voor het starten van een tenuitvoerleggingsprocedure. Het is echter raadzaam om de wettelijke verjaringstermijn van 30 jaar toe te passen die van toepassing is op procedures voor de tenuitvoerlegging van vonnissen op grond van de wet naar analogie.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen

Wat is de houding van binnenlandse rechtbanken ten aanzien van de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen die door de rechtbanken van de plaats van arbitrage zijn vernietigd?

Krachtens artikel V, lid 1, onder e), van het Verdrag van New York kan de erkenning en tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis worden geweigerd indien het vonnis is vernietigd of opgeschort door de bevoegde autoriteit van het land waarin of volgens het recht waarvan het vonnis is gewezen.

Oostenrijk is een verdragsluitende staat van het Verdrag van New York en Oostenrijkse rechtbanken zouden daarom over het algemeen de tenuitvoerlegging van een dergelijke uitspraak weigeren. Als een arbitraal vonnis echter is vernietigd omdat het in strijd is met de openbare orde van de plaats van arbitrage, moeten Oostenrijkse rechtbanken beoordelen of het vonnis ook in strijd zou zijn met de openbare orde in Oostenrijk. Als het vonnis niet in strijd is met de Oostenrijkse openbare orde, zullen Oostenrijkse rechtbanken een dergelijk vonnis waarschijnlijk ten uitvoer leggen.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Tenuitvoerlegging van vonnissen door noodarbiters

Voorziet de binnenlandse arbitragewetgeving, jurisprudentie of het reglement van binnenlandse arbitrage-instellingen in de tenuitvoerlegging van vonnissen door noodarbiters?

Artikel 45 van de regels van Wenen voorziet in een versnelde procedure. Er zijn echter geen specifieke regels voor de tenuitvoerlegging van beslissingen die in dergelijke procedures door noodarbiters worden gegeven. Hetzelfde geldt voor nationale arbitragewetgeving (inclusief jurisprudentie).

Wet vermeld - 7 februari 2025

Kosten van tenuitvoerlegging

Welke kosten worden gemaakt voor de tenuitvoerlegging van vonnissen?

De winnende partij heeft het recht om de advocaatkosten te verhalen op de tegenpartij in overeenstemming met de Oostenrijkse wet op advocatenhonoraria (een honorariumschema gebaseerd op het bedrag van het geschil).

De gerechtskosten zijn ook gebaseerd op het bedrag van het geschil. Als de hoofdsom van de ten uitvoer gelegde vordering bijvoorbeeld €1 miljoen is, bedraagt het griffierecht voor de tenuitvoerlegging tegen roerende zaken ongeveer €2.500; als de tenuitvoerlegging tegen onroerende zaken is, bedraagt het griffierecht ongeveer €23.000.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Andere

Invloed van juridische tradities op arbiters

Welke dominante kenmerken van uw rechtssysteem zouden een invloed kunnen hebben op een arbiter uit uw rechtsgebied?

In civiele en handelsrechtelijke procedures is er geen rechterlijk bevel tot ontdekking, en de mogelijkheden om een rechterlijk bevel te verkrijgen dat voorziet in de overlegging van documenten door de andere partij zijn vrij beperkt. In arbitrageprocedures is er geen tendens naar ontdekking in UD-stijl, maar arbiters kunnen een bepaalde hoeveelheid productie van documenten bevelen, afhankelijk van de toepasselijke arbitrageregels en de overeenkomst tussen de partijen. Schriftelijke getuigenverklaringen zijn gebruikelijk in arbitrageprocedures. De IBA Rules on the Taking of Evidence in International Arbitration zijn populair geworden in arbitrageprocedures.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Beroeps- of ethische regels

Zijn er in uw rechtsgebied specifieke professionele of ethische regels van toepassing op adviseurs en arbiters in internationale arbitrage? Worden de IBA-richtlijnen voor partijvertegenwoordiging in internationale arbitrage weerspiegeld (of tegengesproken) door de beste praktijken in uw rechtsgebied?

Er zijn geen specifieke ethische regels voor het gedrag van arbiters. De Oostenrijkse professionele gedragscode voor advocaten geldt voor alle leden van de Oostenrijkse balie, ook wanneer zij optreden als raadsman of arbiter.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Financiering door derden

Is financiering door derden van arbitrale vorderingen in uw rechtsgebied onderworpen aan wettelijke beperkingen?

Financiering door derden is gebruikelijk geworden in Oostenrijk. De financier dekt de kosten van de procedure en ontvangt een deel van het terugbetaalde bedrag. Hoewel er momenteel geen wettelijk kader is dat derdenfinanciering reguleert, is de geldigheid van dergelijke regelingen (onder bepaalde voorwaarden) bevestigd door het Hooggerechtshof, dat heeft verklaard dat het verbod op quota litis ( waar advocaten aan onderworpen zijn) niet van toepassing is op derdenfinanciers.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Regulering van activiteiten

Welke bijzonderheden bestaan er in uw rechtsgebied waarvan een buitenlandse beoefenaar op de hoogte moet zijn?

Volgens de belastingwetgeving (uitvoeringsverordeningen (EG) nr. 1798/2003 en nr. 143/2008) hoeven arbiters die in Oostenrijk gevestigd zijn geen btw in rekening te brengen als de partij die terugbetaalt een 'belastingplichtige' is volgens deze verordening en haar bedrijfszetel buiten Oostenrijk, maar in de Europese Unie heeft.

Wet vermeld - 7 februari 2025

Actualisering en trends

Hervorming van wetgeving en arbitrage over investeringsverdragen

Zijn er nieuwe trends of hot topics in arbitrage in uw land? Wordt de arbitragewetgeving in uw rechtsgebied momenteel hervormd? Worden de regels van de bovengenoemde binnenlandse arbitrage-instellingen momenteel herzien? Zijn er onlangs bilaterale investeringsverdragen beëindigd? Zo ja, welke? Is er een voornemen om een van deze bilaterale investeringsverdragen op te zeggen? Zo ja, welke? Wat zijn de belangrijkste recente beslissingen op het gebied van internationale investeringsarbitrage waarbij uw land partij was? Zijn er lopende arbitragezaken over investeringen waarbij het land waarover u rapporteert partij is?

Wijzigingen van institutionele arbitrageregels

Het Vienna International Arbitral Centre (VIAC) streeft er voortdurend naar om zijn regels te moderniseren en te
regels te stroomlijnen.

Op 3 april 204 heeft het Oostenrijkse Hooggerechtshof (OGH) de mijlpaalbeslissing nr. 18 OCg 3/22y gegeven, die betrekking heeft op de arbitrairheid van geschillen tussen aandeelhouders over gebreken in resoluties van partnerschappen in het licht van voldoende participatie en de betrokkenheid van alle partners. Het OGH verklaarde dat dergelijke geschillen niet objectief arbitrabel zijn als in de arbitrageovereenkomst (of het arbitragebeding dat in de partnerschapsovereenkomst is opgenomen) niet uitdrukkelijk is vermeld dat alle vennoten bij dergelijke geschillen zijn betrokken.

Om preciezer te zijn, de minimumvereisten voor de arbitrabereidheid van dergelijke geschillen omvatten dat elke aandeelhouder op de hoogte moet worden gebracht van het begin en het verloop van de arbitrageprocedure en dus in staat moet worden gesteld om zich ten minste als mede-bemiddelaar daarbij aan te sluiten. Alle aandeelhouders moeten kunnen deelnemen aan de selectie en benoeming van de arbiters, tenzij een neutrale instantie de selectie maakt. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, kan het vonnis worden vernietigd.

Als reactie op deze wijzigingen: VIAC richtte een werkgroep op om het Weens arbitragereglement (Vienna Rules) Vienna Rules of Mediation (de Vienna Mediation Rules), die voor het laatst werden bijgewerkt in 2021, te wijzigen. De nieuwe versie van de Weense regels en Weense bemiddelingsregels is op 1 januari 2025 in werking getreden en is van toepassing op alle procedures die na 31 december 2024 worden gestart.

De belangrijkste wijzigingen in de VIAC-regels kunnen als volgt worden samengevat.

Nieuwe regels voor ondernemingsgeschillen

Een van de belangrijkste wijzigingen in de nieuwe versie van de Weense regels was de invoering van bijlage 7, die aanvullende regels voor ondernemingsgeschillen bevat als weerspiegeling van de eerder genoemde beslissing van de OGH.

Het doel van de aanvullende regels inzake ondernemingsgeschillen is om de uitvoerbaarheid van een arbitraal vonnis te waarborgen door de deelname aan arbitrage met betrekking tot ondernemingsgeschillen van alle betrokken partijen te garanderen door middel van een arbitragebeding dat in de statuten van een onderneming kan worden opgenomen.

Bijvoorbeeld, volgens artikel 2(1): Bijlage 7, moet de memorie van eis alle betrokken entiteiten vermelden tot wie de bindende gevolgen van het arbitraal vonnis zich uitstrekken op grond van de aard van de rechtsbetrekking in geschil of op grond van wettelijke bepalingen.

Voeging van betrokken entiteiten en tussenkomst

Overeenkomstig artikel 4, lid 2: Bijlage 7 kunnen betrokken entiteiten binnen 30 dagen na ontvangst van de memorie van eis een verklaring van voeging indienen en zich als partij aan de zijde van de eiser of de verweerder bij de procedure voegen. Als een met name genoemde betrokken entiteit haar verklaring van deelname niet binnen de gestelde termijn indient, wordt zij geacht afstand te hebben gedaan van het recht om deel te nemen aan de samenstelling van het scheidsgerecht. De met name genoemde betrokken entiteit behoudt echter de mogelijkheid om zich als tussenkomende partij bij de procedure aan te sluiten overeenkomstig artikel 5, bijlage 7.

Samenstelling van het scheidsgerecht

In geval van geschillen met een enkele arbiter benoemen de partijen en de aangesloten betrokken entiteiten gezamenlijk een enkele arbiter binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek van de Secretaris-Generaal. Indien deze aanwijzing niet binnen deze termijn geschiedt, wordt de enige arbiter door het bestuur benoemd.

Indien het geschil door een panel van scheidsrechters moet worden beslecht, benoemen de partijen en de aangesloten betrokken entiteiten aan de kant van de eiser en aan de kant van de verweerder gezamenlijk een scheidsrechter. De Secretaris-Generaal verzoekt de betrokken partijen binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek gezamenlijk een scheidsrechter aan te wijzen. Indien binnen deze termijn geen gezamenlijke arbiter is aangewezen, benoemt het bestuur de arbiter voor de in gebreke blijvende partij of partijen overeenkomstig artikel 18, lid 4, van de Weense regels.

Samenvoeging van procedures

Twee of meer procedures over dezelfde resolutie worden door het bestuur geconsolideerd op verzoek van een partij, een aangesloten partij of op voorstel van de Secretaris-Generaal, waarbij artikel 15 mutatis mutandis wordt toegepast. In afwijking van artikel 15, lid 1.1, is de samenvoeging ook toelaatbaar als niet alle partijen en aangesloten betrokken entiteiten ermee instemmen.

Aanmeldingsprocedure

Volgens artikel 8, lid 1: Bijlage 7, heeft het scheidsgerecht de plicht om de met name genoemde betrokken entiteiten in te lichten over de stand van de procedure door toezending van de stellingen van de partijen of de tussenkomende partijen en van de beslissingen en beschikkingen van het scheidsgerecht.

Nieuwe modelclausule voor statuten

Ten slotte voorziet de wijziging van de regels van Wenen in bijlage 1 ook in de tekst van een nieuwe modelclausule voor arbitrage die partijen in hun statuten kunnen opnemen.

Wijzigingen in de regels voor bemiddeling

De belangrijkste wijziging in de nieuwe versie van de Weense bemiddelingsregels is de gedetailleerde regeling van het recht van de partijen om een arbitrageprocedure of een andere procedure in te leiden met betrekking tot hetzelfde geschil waarin een bemiddelingsprocedure is ingeleid of aan de gang is. De vorige versie van artikel 10 van de Weense Mediation Regels gaf de partijen een onvoorwaardelijk recht om arbitrage, gerechtelijke of andere procedures te starten ongeacht de lopende bemiddeling overeenkomstig de Weense Mediation Regels.

De nieuwe versie van artikel 10 voegt de clausule 'Bij gebreke van een afwijkende overeenkomst tussen de partijen' toe: dit betekent dat de partijen afstand kunnen doen van hun recht om een beroep te doen op arbitrage of nationale rechtbanken ten voordele van bemiddeling. Deze afstand is echter niet volledig en wordt beperkt door twee voorwaarden die in artikel 10, lid 2.5, worden uiteengezet:

  • een termijn van drie maanden gedurende welke de bemiddeling de partijen niet tot een minnelijke schikking van het geschil heeft gebracht; en
  • de beëindiging van de bemiddelingsovereenkomst.
Nieuw model bemiddelingsclausule en vergoedingen

Daarnaast: VIAC heeft de tekst van modelbemiddelingsclausules in bijlage 1 gewijzigd met de mogelijkheid van uitsluiting van parallelle procedures, en in bijlage 3 het vaste tarief van 500 euro toegevoegd voor het registreren van een geschil dat in bemiddeling moet worden opgelost, evenals vaste tarieven voor administratieve vergoedingen op basis van de hoogte van het geschil.

VIAC-regels voor arbitrage en bemiddeling inzake investeringen

In het VIAC-reglement inzake arbitrage en bemiddeling bij investeringen zijn soortgelijke wijzigingen aangebracht in het kader van de bemiddelingsprocedure.

Beëindiging bilaterale investeringsverdragen

Naar aanleiding van het Achmea-arrest (C-248/16) van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 6 maart 2018: Oostenrijk heeft toegezegd de BITs die het heeft met andere EU-lidstaten te beëindigen. Hoewel Oostenrijk als een van de weinige EU-lidstaten de Overeenkomst inzake de beëindiging van bilaterale investeringsverdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie niet heeft ondertekend, heeft het zich ertoe verbonden zijn BIT's bilateraal op te zeggen. BIT's die al zijn beëindigd zijn onder andere die met Slowakije, Kroatië, Malta, Roemenië en Slovenië.

Tenuitvoerlegging van vonnissen op grond van de aanvullende ICDI-regels7

In een recente zaak (OGH 3 Ob 80/22v) oordeelde het Oostenrijkse Hooggerechtshof dat buitenlandse arbitrale vonnissen die zijn gewezen op grond van de ICSID Additional Facility Rules in beginsel uitvoerbaar zijn op grond van het Verdrag van New York, zelfs als de wederpartij het Verdrag van New York niet heeft geratificeerd. Het Hooggerechtshof benadrukte echter dat de ICSID Additional Facility Rules geen autonoom tenuitvoerleggingsmechanisme hebben. Daarom is het recht van de plaats van arbitrage, met inbegrip van toepasselijke internationale verdragen, van toepassing op de tenuitvoerlegging.

Het Hooggerechtshof stelde verder dat arbitrale uitspraken die zijn gedaan op grond van artikel 19 van het ICSID Additional Facility Arbitration Rules 2006 onderworpen zijn aan het regime van het Verdrag van New York, aangezien de arbitrage moet plaatsvinden in een staat die partij is bij het Verdrag van New York. Het Hooggerechtshof week dus af van artikel 1(1) van het Verdrag van New York: dat focust op de vraag of een arbitraal vonnis buitenlands is, ongeacht de plaats van uitvaardiging. Hoewel Oostenrijk zijn wederkerigheidsvoorbehoud bij het Verdrag van New York in 1988 heeft ingetrokken, waardoor het verplicht is buitenlandse arbitrale vonnissen te erkennen en ten uitvoer te leggen ongeacht het land van herkomst, vormt deze zaak een unieke ontwikkeling die van invloed kan zijn op de toekomstige tenuitvoerlegging in Oostenrijk, met name voor vonnissen uit landen die geen partij zijn bij het Verdrag van New York.

In dezelfde zaak stelde het Hooggerechtshof de vraag of het geschil uitsluitend was gebaseerd op het BIT of dat er een afzonderlijke arbitrageovereenkomst bestond. De Supreme Court vond het een uitdaging om hierover definitief te beslissen, aangezien de lagere rechters het bestaan van een dergelijke afzonderlijke arbitrageovereenkomst niet hadden vastgesteld. In aanvulling op de geschillenbeslechtingsclausules van het toepasselijke verdrag, worden partijen die tenuitvoerlegging nastreven daarom aangemoedigd om ervoor te zorgen dat een rechterlijke beslissing over erkenning of tenuitvoerlegging het (niet-)bestaan van afzonderlijke arbitrageovereenkomsten vaststelt.

Wet vermeld - 7 februari 2025