Civiele en handelsgeschillen in Oostenrijk
Structuur van de rechtbank
Civiele rechtszaken worden aangespannen bij een arrondissementsrechtbank (Bezirksgericht) of een regionale rechtbank (Landesgericht), afhankelijk van het onderwerp van het geschil en/of het bedrag van de vordering. De bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg wordt bepaald door de geldwaarde van een vordering. Kantonrechtbanken zijn in eerste aanleg bevoegd als het bedrag van het geschil €15.000 of minder is, terwijl geschillen over bedragen van meer dan €15.000 door regionale rechtbanken worden behandeld. Wat het onderwerp betreft, behandelen arrondissementsrechtbanken doorgaans geschillen met betrekking tot het huurrecht en het familierecht, terwijl regionale rechtbanken zaken behandelen met betrekking tot arbeids- en sociaalrechtelijke geschillen, gevallen van openbare aansprakelijkheid en verschillende specifieke wetten (bijv. de wet inzake openbare aansprakelijkheid, de wet inzake gegevensbescherming, de Oostenrijkse wet inzake nucleaire aansprakelijkheid).
Het derde organisatorische niveau in het rechtssysteem wordt gevormd door de vier hogere regionale gerechtshoven (Oberlandesgerichte, OLG) in Wenen, Graz, Linz en Innsbruck, terwijl de hoogste instantie het Oostenrijkse Hooggerechtshof (Oberster Gerichtshof, OGH) is.
Naast de gewone rechtbanken kent de Oostenrijkse civiele rechtspraak de volgende gespecialiseerde rechtbanken:
- Arbeids- en Sociaal Gerechtshof (Arbeits- und Sozialgericht) in Wenen dat uitsluitend arbeidsgeschillen in Wenen behandelt;
- het Oberlandesgericht Wenen, dat tegelijkertijd optreedt als één gespecialiseerde kartelrechtbank (Kartellgericht) voor mededingingszaken;
- Twee gespecialiseerde rechtbanken voor handelszaken:
- de districtsrechtbank voor handelszaken (Bezirksgericht für Handelssachen);
- de handelsrechtbank voor Wenen (Handelsgericht Wien).
Gespecialiseerde handelsrechtbanken
Zoals hierboven vermeld, zijn er twee gespecialiseerde handelsrechtbanken die uitsluitend in Wenen zetelen. Dit zijn de districtsrechtbank voor handelszaken (Bezirksgericht für Handelssachen) en de handelsrechtbank voor Wenen (Handelsgericht Wien). Buiten Wenen beslissen de bovengenoemde districtsrechtbanken en regionale rechtbanken als handelsrechtbanken over zaken die onderworpen zijn aan de gewone burgerlijke rechtsvordering (uitzonderingen niet te na gesproken).
De arrondissementsrechtbank voor handelszaken
De Weense arrondissementsrechtbank voor handelszaken is in eerste aanleg bevoegd in de provincie Wenen voor handelsgeschillen die niet hoger zijn dan € 15.000, indien de vordering is gericht tegen een ondernemer/entiteit die is ingeschreven in het handelsregister en het geschil zakelijk is voor de verweerder.
Ongeacht het bedrag van het geschil is de rechtbank federaal bevoegd voor geschillen op grond van de wet op de binnenwateren (Binnenschifffahrtsgesetz) en voor het uitvaardigen van Europese betalingsbevelen (Europäische Mahnklage) op grond van de EU-verordening inzake betalingsbevelen.
De handelsrechtbank van Wenen
De handelsrechtbank van Wenen is een gespecialiseerde regionale rechtbank voor de hoofdstad Wenen. Haar bevoegdheden, evenals die van andere regionale rechtbanken die optreden als handelsrechtbank, zijn vastgelegd in artikel 51 van de Oostenrijkse Jurisdiktionsnorm (bevoegdheidswet), waarin onderscheid wordt gemaakt tussen waardebevoegdheid en onderwerpelijke bevoegdheid. In artikel 51, lid 1, nrs. 1-8b worden soorten geschillen opgesomd die voor de Weense handelsrechtbank, die als regionale rechtbank optreedt, moeten worden beslecht indien de waarde van het geschil meer dan 15 000 euro bedraagt. Hiertoe behoren onder andere geschillen die voortvloeien uit zakelijke transacties als de vordering is gericht tegen een ondernemer/entiteit die is ingeschreven in het handelsregister en het geschil zakelijk is voor de verweerder, geschillen die voortvloeien uit de verkoop van een bedrijf tussen de contractpartijen, geschillen op grond van de wet op de naamloze vennootschap (Aktiengesetz) en de wet op de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (GmbH-Gesetz), en geschillen op grond van de wet op de productaansprakelijkheid (Produkthaftungsgesetz).
Sectie 51 (2) nrs. 9-11 van de Oostenrijkse Jurisdictiewet bevat een lijst van kwesties die onder de bevoegdheid vallen van de Weense Handelsrechtbank, of regionale rechtbanken die optreden als handelsrechtbanken, ongeacht het betrokken bedrag, zoals geschillen die voortvloeien uit oneerlijke concurrentie, onder de Auteurswet (Urheberrechtsgesetz), en uit bepaalde bepalingen van de Wet op de consumentenbescherming (Konsumentenschutzgesetzes).
De handelsrechtbank van Wenen heeft federale jurisdictie over zaken met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten (patenten, ontwerpen, handelsmerken, enz.), evenals rechtszaken tegen de Oostenrijkse Nationale Bank die geen betrekking hebben op arbeid.
De rechtbank behandelt ook bedrijfsinsolventies, houdt het handelsregister bij en dient als beroepsrechtbank voor zaken die worden behandeld door de eerder genoemde arrondissementsrechtbank voor handelszaken.
Stadia van beroep
Tegen vonnissen van districtsrechtbanken kan beroep worden aangetekend bij regionale rechtbanken op feitelijke en juridische punten. In laatste instantie kan beroep worden aangetekend bij het Oostenrijkse Hooggerechtshof. Tegen vonnissen van regionale rechtbanken kan beroep worden aangetekend bij de hogere regionale rechtbanken, terwijl het hoger beroep in laatste instantie wordt behandeld door het Hooggerechtshof.
Over het algemeen neemt het Hooggerechtshof kennis van beroepen die juridische vragen van fundamenteel belang opwerpen - bijvoorbeeld als de juridische kwestie verduidelijking vereist met het oog op juridische consistentie, voorspelbaarheid of ontwikkeling, of als er geen samenhangende of eerdere beslissingen van het Hooggerechtshof zijn.
Regels van burgerlijke rechtsvordering
Regels van burgerlijk procesrecht zijn te vinden in (1) de ACCP, (2) de Jurisdiction Act, en (3) de Oostenrijkse Tenuitvoerlegging Code (Exekutionsordnung). Daarnaast kunnen regels worden ontleend aan verschillende verdragen die Oostenrijk heeft ondertekend of waarbij Oostenrijk partij is, zoals het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken ("Brusselse regeling").
Een procedure starten
Een procedure wordt gestart door het indienen van een verklaring van eis (Klage) bij de rechtbank van eerste aanleg. Naast bepaalde formaliteiten moet een vordering de feiten vermelden die de basis vormen van de vordering, het bewijsmateriaal aangeven en de genoegdoening specificeren. De vordering wordt als officieel ingediend beschouwd na ontvangst door de rechtbank.
Als de rechtbank de vordering ontvankelijk acht, wordt deze betekend aan de gedaagde, die vier weken de tijd heeft om een verweerschrift in te dienen, waarin de feiten worden uiteengezet, bewijs wordt geleverd en een gespecificeerd verzoek wordt gedaan. De verweerder kan een tegenvordering (Widerklage) indienen, wat een onafhankelijke vordering is, of een verrekening (Aufrechnungseinrede) eisen. Als de verweerder niet op tijd een verweerschrift indient, kan de eiser om een verstekvonnis vragen. Een verweerschrift is niet vereist in procedures in eerste aanleg voor een arrondissementsrechtbank.
Intrekking/wijziging van memories
Pleidooien kunnen op elk moment worden ingetrokken, op voorwaarde dat er afstand wordt gedaan van het substantiële recht op de vordering. Als dit niet gebeurt, moet de gedaagde instemmen met de intrekking. Voordat het verweerschrift wordt ingediend, kan een vordering echter worden ingetrokken zonder afstand te doen van vorderingen.
Amendementen op pleidooien zijn over het algemeen toelaatbaar. De memorie van eis zelf kan alleen worden gewijzigd met instemming van de andere partij, zodra deze is betekend, hoewel de rechtbank de wijziging toch kan toestaan als de bevoegdheid blijft bestaan en er geen risico is op grote vertraging.
Bewijs
Bewijs is het belangrijkste middel waarmee partijen hun beweringen over betwiste feiten in een rechtszaak staven. De noodzaak om een bewering te staven wordt vaak de bewijslast genoemd. De bewijslast kan wisselen afhankelijk van de aard van de vordering.
Toegegeven, er is geen vooraf bepaalde volgorde waarin bewijsmateriaal (zowel mondeling als schriftelijk) moet worden ingediend of afgenomen tijdens de rechtszaak. De bewijsvoering vindt plaats tijdens het proces en de partijen mogen nieuw bewijsmateriaal met betrekking tot het onderwerp van het geschil indienen tot het einde van de mondelinge behandeling bij de rechtbank van eerste aanleg.
Met name al het bewijs dat tijdens het proces wordt ingediend, is onderworpen aan de vrije beoordeling door de rechter, wat betekent dat nadat het bewijs is afgenomen, de rechter het onderzoekt op basis van zijn onafhankelijke overtuiging.
Soorten bewijs
De belangrijkste soorten bewijs die in de ACCP worden opgesomd zijn documenten (Urkunden), getuigenverklaringen (Zeugen), verhoor van de partijen (Vernehmung der Parteien), meningen van deskundigen (Sachverständige) en gerechtelijke inspectie (Augenschein). Deze lijst is echter niet uitputtend en een breed scala aan bronnen kan worden toegelaten als bewijs om een claim te onderbouwen.
Documenten
Over het algemeen kunnen documenten worden voorgelegd aan de rechtbank als bewijs waarnaar de partijen verwijzen in hun mondelinge en schriftelijke pleidooien. In het Oostenrijkse burgerlijk procesrecht worden documenten ingedeeld in openbare documenten (Öffentliche Urkunden) en privédocumenten (Private Urkunden).
Openbare documenten
Officiële documenten zijn documenten die worden verstrekt door autoriteiten of officieel daartoe aangewezen personen (notarissen, architecten, raadgevende ingenieurs, enz.), documenten die officieel zijn verklaard en buitenlandse gewaarmerkte (officiële) documenten (artikel 292 ACCP). Volgens artikel 310 ACCP worden officiële documenten verondersteld authentiek te zijn.
Besloten documenten
Onder privédocumenten vallen alle andere documenten die niet onder de categorie officiële documenten vallen, zoals privé-deskundigenrapporten, meningen van deskundigen, enz. Er zijn geen wettelijke regels over de bewijskracht van privédocumenten. In plaats daarvan zijn ze onderworpen aan de vrije beoordeling van het bewijs door de rechtbank.
Getuigenverklaringen
In de regel wordt bewijs alleen in de loop van het proces verzameld en dus moeten zowel getuigen als partijen mondeling getuigen voor de rechtbank. Als getuigen worden opgeroepen, zijn getuigen verplicht om voor de rechtbank te verschijnen, een verklaring af te leggen en een eed af te leggen. Als een getuige niet voor de rechtbank verschijnt, kan de rechtbank de getuige minachten en een straf opleggen (Ordnungsstrafe); een herhaalde overtreding kan leiden tot het opleggen van een aanwezigheidsplicht (zwangsweise Vorführung). Als de getuige weigert te getuigen, kan de getuigenis worden afgedwongen door middel van tenuitvoerleggingsprocedures, bijvoorbeeld door boetes of vrijheidsstraffen (§ 354 Oostenrijkse tenuitvoerleggingswet).
Volgens § 320 ACCP zijn personen die niet in staat waren om het te bewijzen feit waar te nemen of die niet in staat zijn om hun waarnemingen uit te drukken, niet in staat om te getuigen. Hetzelfde geldt voor priesters, staatsambtenaren en geregistreerde bemiddelaars met betrekking tot hun respectieve ambtsgeheim.
Verhoor van de partijen
Het verhoor van partijen helpt de rechtbank over het algemeen bij controversiële feiten van de zaak en kan worden uitgevoerd als een partij verzoekt om het bewijs te mogen afnemen of door middel van een ambtshalve beslissing van de rechtbank (art. 371 ACCP). Met name wettelijke bepalingen met betrekking tot de bekwaamheid van getuigen om te getuigen (artikel 320 ACCP) en gronden voor weigering om te getuigen (artikel 321 ACCP) zijn ook van toepassing op partijonderzoeken.
Adviezen van deskundigen
De mening van deskundigen is bijzonder belangrijk in rechtszaken omdat deskundigen de rechtbank bijstaan door kennis te verschaffen die rechters mogelijk niet bezitten met betrekking tot ingewikkelde feiten van de zaak. Deskundigenonderzoek moet in principe worden uitgevoerd voor de rechtbank en moet worden ingediend in de vorm van een schriftelijk rapport. Schriftelijke rapporten moeten worden toegelicht door de deskundige tijdens de mondelinge zitting als de partijen daarom vragen (Sectie 357 ACCP).
Gerechtelijke inspectie
De rechtbank kan op eigen initiatief een bevel geven om een gerechtelijke inspectie uit te voeren (bijv. inspectie van een apparaat) om het vermeende feit dat relevant is voor de beslechting van het geschil op te helderen. Doorgaans worden de inspectiemaatregelen uitgevoerd door een daartoe aangestelde deskundige, die een schriftelijke expertise opstelt over de resultaten van de inspectie. Alle kosten die nodig zijn om een dergelijke inspectie uit te voeren, worden betaald door de partij die het feit beweert (Sectie 368 ACCP).
Overleggen van documenten
Zoals aangestipt in het algemene overzicht, bevat de ACCP een proces waarbij procederende partijen kunnen verzoeken om bepaalde documenten toe te laten als formeel bewijs. De toelating van bepaalde documenten kan vorderingen tijdens het vooronderzoek versterken en de voortzetting van de hoorzitting rechtvaardigen. Een partij kan de rechtbank verzoeken op grond van Sectie 303 ACCP als zij van mening is dat de wederpartij een document bezit dat haar vordering wezenlijk zal beïnvloeden. Volgens Sectie 303(2) ACCP moet de aangezochte partij, als zij het document niet kan verstrekken, de inhoud van het document "zo nauwkeurig en volledig mogelijk" beschrijven. De rechtbank zal een verzoek in overweging nemen na overleg met de aangezochte partij.
Als de rechtbank het verzoek om overlegging van documenten aanvaardt, geeft Sectie 304 ACCP een lijst van gronden waaronder de aangezochte partij strikt moet voldoen, namelijk
- wanneer de partij zich zelf op de gevraagde documenten heeft gebaseerd als onderdeel van hun zaak;
- wanneer er een wettelijke verplichting bestaat om de gevraagde documenten te verstrekken; of
- wanneer het document een wezenlijke rol speelt bij de totstandkoming van een rechtsbetrekking tussen de partijen (bijvoorbeeld een arbitrageovereenkomst).
De rechter kan echter de overlegging van een document niet bevelen als beide partijen hiertegen bezwaar hebben gemaakt (Sectie 183 (2) ACCP).
Een partij kan nog steeds weigeren om gevraagde documenten te overleggen op verschillende gronden die worden opgesomd in Sectie 305 ACCP. Deze zijn onder andere wanneer
- de documenten betrekking hebben op het privé- en gezinsleven;
- openbaarmaking de reputatie van de aangezochte partij zou schaden;
- openbaarmaking de openbaarmakende partij of een derde schade zou berokkenen of zou beschuldigen;[1]
- openbaarmaking zou inhouden dat een erkende plicht of een zakengeheim wordt geschonden; of
- als er andere, even belangrijke redenen zijn die de weigering om openbaar te maken rechtvaardigen.
Naast verzoeken tussen de procederende partijen, kan het verzoek om documenten die in het bezit zijn van derden worden gedaan zoals bepaald in Sectie 308 ACCP. Er zijn momenteel geen formele gronden op basis waarvan derden kunnen weigeren om gevraagde documentatie te verstrekken. De rechtbank zal echter met derden overleggen zoals met elke andere procespartij.
Bewijsplicht
Artikel 178 ACCP voorziet in een plicht voor de partijen om de feiten naar waarheid en volledig weer te geven en het nodige bewijs aan te geven om hun beweringen te staven. In de tussentijd, als gevolg van de discretionaire bevoegdheid van de rechter, heeft de rechter de bevoegdheid om de partijen te bevelen om documenten over te leggen onder de hierboven genoemde omstandigheden (zie "Documenten overleggen"). Bovendien kan de rechter de partijen verzoeken om persoonlijk te verschijnen (art. 183 lid 1 ACCP). Het ACCP bevat echter geen regels over de uitvoerbaarheid van het bevel om het bewijs te leveren, de gevraagde verschijning of de getuigenis. Als een partij weigert te voldoen aan het bevel van de rechtbank om bewijs te leveren, moet de rechtbank haar gedrag in aanmerking nemen bij haar vrije beoordeling van het bewijs (artikel 307, lid 2, ACCP). Dezelfde regel is van toepassing wanneer een partij weigert te verschijnen of te getuigen (art. 381 ACCP).
Voorrecht
Onder bepaalde omstandigheden behoudt het Oostenrijks burgerlijk recht zich het bewijsprivilege voor van deelnemers aan een proces. Volgens § 321 (1) ACCP kan een getuige weigeren te getuigen:
- indien de antwoorden de getuige of andere naaste personen te schande zouden maken of hen strafrechtelijk aansprakelijk zouden kunnen stellen;
- indien de antwoorden de getuige of andere naaste personen een onmiddellijk geldelijk nadeel zouden berokkenen;
- over zaken die onder een door de staat goedgekeurde geheimhoudingsplicht vallen;
- over zaken die onderworpen zijn aan bedrijfs- en kunstgeheimen; en
- over stemmingskwesties, indien deze wettelijk geheim zijn verklaard.
Naast het bovenstaande kent het Oostenrijkse burgerlijk procesrecht nog andere voorrechten die een getuige kunnen toestaan om een getuigenis te weigeren, bijvoorbeeld:
- Geheimhouding van de bekentenis (Sectie 320 (2) ACCP);
- Ambtsgeheim (Sectie 320 (3) ACCP);
- Bankgeheim (§ 38 (1) van de Bankwet (Bankwesengesetz)).
- Gegevensbescherming en -geheim (§ 1 van de Wet op de gegevensbescherming 2000 (Datenschutzgesetz)).
- Geheimhouding van telecommunicatie (Sectie 93(1) van de Telecommunicatiewet 2003 (Telekommunikationsgesetz)).
- Postgeheim (§ 5 van de Postmarktgesetz).
- Bescherming van journalistieke bronnen (§ 31, lid 1 van de mediawet (MedienGesetzt)).
- Medisch beroepsgeheim (§ 54, lid 1, van de wet op de medische beroepen (Ärztegesetz)).
- Geheimhoudingsplicht van advocaten (§ 321, lid 1 ACCP, § 9, lid 2 Rechtsanwaltsordnung).
Belangrijkste fasen in civiele procedures
Na het indienen van een tijdig verweerschrift vindt de voorlopige hoorzitting (Vorbereitende Tagsatzung) meestal plaats binnen 6-10 weken. Hier bespreken de partijen de belangrijkste juridische en feitelijke vragen om de verdere procedure te vergemakkelijken. Daarnaast kunnen schikkingsopties worden besproken. Al na de voorlopige zitting kan de rechtbank een vonnis wijzen en de procedure sluiten.
Als de procedure wordt voortgezet, vindt er een briefwisseling plaats. Er volgen dan één of meerdere hoorzittingen. De data van deze hoorzittingen worden over het algemeen overeengekomen op de preliminaire zitting.
De duur van procedures in eerste aanleg varieert aanzienlijk. De gemiddelde duur is een jaar, maar kan aanzienlijk langer zijn in complexe geschillen. In de beroepsfase worden beslissingen na ongeveer zes maanden genomen.
Financiering
Proceskosten in Oostenrijk bestaan voornamelijk uit gerechtskosten, advocaatkosten en bewijskosten. Advocaatkosten zijn, tenzij anders overeengekomen, onderworpen aan de Oostenrijkse wet op advocatenhonoraria (Rechtsanwaltstarifgesetz). Het is gebruikelijk en toegestaan dat advocaten in Oostenrijk werken op basis van een overeengekomen uurtarief. Forfaitaire honoraria zijn niet verboden, maar worden minder vaak gebruikt in rechtszaken.
Kostenverschuiving
De basisregel in Oostenrijkse civiele procedures is dat de verliezer betaalt voor de kosten van het proces (bekend als het principe dat de verliezer betaalt). Over het algemeen betekent dit dat alle drie de kosten - gerechtskosten, advocaatkosten en bewijskosten - worden betaald door de verliezer van de procedure, op enkele uitzonderingen na. Als een partij slechts gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, worden de kosten evenredig verdeeld tussen de partijen. De Oostenrijkse wet inzake advocatenhonoraria (Rechtsanwaltstarifgesetz) en de wet inzake gerechtskosten (Gerichtsgebührengesetz) bieden voorspelbaarheid over de kosten die een potentiële eiser kan verwachten.
Financiering door derden
Er zijn geen specifieke wettelijke regels voor financiering door derden in Oostenrijk. Financiering door derden is relatief nieuw in Oostenrijk, maar wordt in de praktijk geaccepteerd en werd in 2013 bekrachtigd door het Oostenrijkse Hooggerechtshof (6 Ob 224/12b). Derdepartijfinanciering is beschikbaar voor zowel eisers als gedaagden, en er is geen beperking op de soorten geschillen die door derden kunnen worden gefinancierd. Het wordt gebruikt in zowel rechtszaken als arbitrage in een verscheidenheid aan civiel-commerciële geschillen. Er zijn echter wel beperkingen als een advocaat optreedt als een derde financier, omdat het voor advocaten verboden is om alleen op basis van contingency fee te werken.
Resultaatafhankelijke honoraria
Regelingen voor resultaatafhankelijke honoraria zijn alleen toegestaan als ze niet worden berekend als een percentage van het bedrag dat door de rechtbank wordt toegewezen (pactum de quota litis). Regelingen voor resultaatafhankelijke honoraria die de advocaat recht geven op een bepaald percentage van het door de eiser verkregen bedrag, zijn verboden.
Rechtsbijstand
Rechtsbijstand (Verfahrenshilfe) is beschikbaar in Oostenrijk en wordt toegekend aan partijen die de kosten en honoraria van het proces niet kunnen betalen en als de zaak geen enkele kans op succes heeft. Als er rechtsbijstand wordt verleend, worden de gerechtskosten kwijtgescholden of zelfs kwijtgescholden en wordt er gratis een advocaat toegewezen.
In de context van burgerlijke en handelszaken bepaalt artikel 63 ACCP dat rechtsbijstand in principe niet alleen beschikbaar kan worden gesteld voor natuurlijke personen, maar ook voor rechtspersonen zoals bedrijven. De belangrijkste voorwaarde voor bedrijfsrechtsbijstand is dat zowel de verzoekende onderneming als haar individuele "economische deelnemers" niet over de nodige middelen beschikken om het geschil te voeren. Bovendien mag het geschil in kwestie niet uitzichtloos zijn, d.w.z. het moet enig vooruitzicht op succes hebben.
De reikwijdte van de rechtsbijstand in Oostenrijk kan gedeeltelijk of uitgebreid zijn, maar moet betrekking hebben op een specifieke rechtszaak. De rechtsbijstand kan een vrijstelling van betaling van griffierechten bieden, evenals dekking van de kosten van getuigen, deskundigen, tolken, vertalers en deskundigen, evenals contante uitgaven en aanvullende buitengerechtelijke activiteiten. Oostenrijkse rechtsbijstand biedt juridisch advies wanneer een juridische procedure volgens de wet de aanwezigheid van een advocaat vereist (bijv. bij een geschil met een waarde van meer dan €5.000).
Rechtsbijstandverzekering en verzekering na de gebeurtenis (ATE)
Een rechtsbijstandverzekering is algemeen beschikbaar en wordt veel gebruikt in Oostenrijk, en kan - afhankelijk van de individuele verzekeringspolis - een breed scala aan kosten dekken die voortvloeien uit juridische procedures, inclusief de kosten van de partij en mogelijke aansprakelijkheid voor de kosten van de tegenpartij. De maximale dekking en toepasbaarheid op bepaalde soorten geschillen kunnen echter beperkt zijn, en bovendien moet de verzekering worden afgesloten voordat de schadeveroorzakende gebeurtenis plaatsvindt.
De verzekering na de gebeurtenis staat in Oostenrijk nog in de kinderschoenen. Tot nu toe is het alleen bekend dat buitenlandse verzekeraars het in een klein aantal geschillen hebben aangeboden.
Bevoegdheden en taken van de rechtbanken
Zoals hierboven vermeld, maakt Oostenrijk gebruik van een inquisitoir rechtssysteem, dat gebaseerd is op door rechters geleide processen. Op grondwettelijk niveau zijn rechters onafhankelijk (unabhängig) (artikel 87 van het Bundes-Verfassungsgesetz (B-VG)) en kunnen ze niet uit hun ambt worden ontzet of overgeplaatst (unabsetzbar und unversetzbar) (artikel 88 BV-G).
De rechter oordeelt en stelt geschillen vast die aan de rechter zijn voorgelegd op basis van het aangevoerde bewijs en de aangevoerde argumenten en behandelt geen kwesties die niet door de partijen zijn voorgelegd. De rechters hebben de leiding over de zaak en om ervoor te zorgen dat het proces goed verloopt, bevelen zij de partijen om pleidooien in te dienen en bewijs te leveren in overeenstemming met het tijdschema van de rechtbank. Bovendien kan de rechtbank op verzoek van een partij voorlopige voorzieningen treffen, de aanwezigheid van een persoon op het proces afdwingen en straffen opleggen om gehoorzaamheid aan haar vonnissen en bevelen af te dwingen. De rechter kan vragen stellen aan raadslieden of getuigen (Sectie 182 (1) ACCP) en beslissen om elk soort bewijs te nemen waarvan hij of zij verwacht dat het zal bijdragen aan de waarheidsgetrouwe vaststelling van feiten. Om het verloop van de procedure te documenteren, moet de rechter een proces-verbaal opstellen (art. 207-217 ACCP).
Vonnissen en rechtsmiddelen
In het Oostenrijkse recht vaardigt een rechtbank die privaatrechtelijke zaken behandelt een gerechtelijke beslissing uit die bekend staat als een vonnis of beschikking.
Een rechtbank kan een of meer van de volgende rechtsmiddelen aan een rechtzoekende toekennen:
- Specifieke nakoming is een soort genoegdoening waarbij een rechtbank een bevel uitvaardigt dat een partij verplicht om te presteren zoals contractueel overeengekomen tussen de partijen. Specifieke nakoming kan alleen worden bevolen als nakoming niet onmogelijk is. Dit hangt grotendeels af van de aard en het doel van de transactie. Zelfs als de schuldenaar weigert te presteren, kan de schuldeiser door de rechtbank worden gemachtigd om de prestatie op kosten van de schuldenaar door een derde te laten verrichten.
- Een permanent bevel is een definitief bevel van de rechtbank waarbij een persoon of entiteit verplicht wordt om zich permanent te onthouden van bepaalde activiteiten of om bepaalde acties te ondernemen tot ze voltooid zijn. Permanente bevelen worden meestal uitgesproken door de rechtbank in geschillen over intellectuele eigendom, mededinging en mediarecht om een partij te dwingen een inbreuk op een recht te staken.
- Creatie/wijziging van rechtsstatus is een vonnis dat de rechtsstatus van een entiteit creëert of wijzigt. Het meest relevant in de huidige context is dat Sectie 133 van het Oostenrijkse Wetboek van Koophandel (Unternehmensgesetzbuch, UGB) bepaalt dat de ontbinding van een bedrijf kan worden uitgesproken door een rechterlijke beslissing op vordering van een aandeelhouder.
- Een declaratoir vonnis is een rechterlijke beslissing die de rechten van partijen vastlegt zonder een specifieke actie te bevelen of een geldelijke schadevergoeding toe te kennen. Volgens Sectie 228 ACCP wordt een declaratoire uitspraak alleen door een rechtbank verleend over het bestaan/afwezigheid van een recht, rechtsverhouding, erkenning/niet-erkenning van de authenticiteit van een document als een partij er een juridisch belang bij heeft.
- Schadevergoeding is een rechtsmiddel dat wordt toegekend om een partij te compenseren voor een verlies dat zij heeft geleden als gevolg van een omstandigheid waarvoor de andere partij verantwoordelijk is. Een verplichting tot het betalen van schadevergoeding kan onder andere voortvloeien uit een contract tussen de partijen, precontractuele onderhandelingen, of onrechtmatige daad of risicoaansprakelijkheid. Rechtbanken kunnen de aansprakelijke partij bovendien veroordelen tot betaling van rente tegen een wettelijk tarief dat is vastgelegd in sectie 1000(1) van het Oostenrijks Burgerlijk Wetboek (Allgemeines bürgerliches Gesetzbuch, ABGB) of in sectie 456 UGB.
Verwijzingen
- C.f. het5e Amendement van de Amerikaanse grondwet.