INDUSTRIEVOORBEELD
BANKWEZEN EN FINANCIËN

Portigon AG tegen Koninkrijk Spanje (ICSID-zaak nr. ARB/17/15)

In 2010 heeft de Duitse financiële dienstverlener Portigon AG (eiser) als onderdeel van een consortium van financiële instellingen geïnvesteerd in drie energiecentrales. In de daaropvolgende jaren voerde Spanje (verweerder) een reeks hervormingen door in zijn sector van hernieuwbare energie, die de basis vormden van verschillende arbitragezaken tussen investeerders en staten, waaronder een vordering die Portigon had ingesteld op grond van het Verdrag inzake het Energiehandvest. Portigon betoogde dat de wijzigingen die Spanje aanbracht in zijn stelsel van stimulering van hernieuwbare energie, een negatieve invloed hadden op de cashflow van de projecten, waardoor hun kredietwaardigheid en dus de waarde van de financiering werden aangetast.

In augustus 2020 oordeelde het Tribunaal in zijn beslissing over de jurisdictie dat de projectfinanciering van Portigon kwalificeerde als een "investering" en het Verdrag inzake het Energiehandvest en het ICSID-Verdrag. Deze beslissing was de eerste keer dat een investeerder-staat tribunaal besliste dat projectfinanciering een beschermde "investering" was onder een internationaal investeringsverdrag, en waarin de projectfinanciering verstrekt door een derde-partij kredietverlener aan een project vennootschap (niet rechtstreeks aan de staat) werd beschouwd als een beschermde investering. Bijgevolg opent dit de deur voor kredietverstrekkers die geen directe rechtsverhouding met de staat hebben, om rechtstreeks verhaal te halen op de staat in geval van hervormingen die een negatief effect hebben op een gefinancierd project. Bovendien kan deze bevinding worden toegepast op andere verdragen, waardoor investeerders in projectfinanciering mogelijk kunnen profiteren van de bescherming van investeringsverdragen.